R.S.O.L. archive
Room for the Study Of Loneliness : space for contemporary art
Sticks and Stones (an Eddy of New Taboos)
|
⇱ |
presentatie met werk van / presentation with work by:
Ronald Ophuis, Gé-Karel van der Sterren, Frits Maats, Fikret Devedzic, Geert Bartelink, Berend Hogeling info kunstenaars / artists R.S.O.L. 01.06 - 02.07 2022 en een inleiding van / and an introduction by:
Han Steenbruggen, directeur / director Museum Belvédère info ➜
|
|
Sticks and stones may break my bones, but words will never break me – English, American saying
Stokken en stenen breken mijn benen, maar woorden breken mij nooit - Nederlandse vertaling
Stokken en stenen breken mijn benen, maar woorden breken mij nooit - Nederlandse vertaling
Het is een rijmpje dat met name kinderen gebruiken in Engelstalige landen om schelden en pesten tegen te gaan. In Nederland wordt dan vaak geroepen: schelden doet geen pijn. Hiermee willen slachtoffers zichzelf wapenen tegen het verbale geweld dat op hen wordt gericht. De bedoeling is de daders de indruk te geven dat wat zij allemaal aan bedreigingen en vernederingen zeggen je helemaal niet raakt, maar volstrekt koud laat. Helaas zullen in veel gevallen de lichamelijke reacties van uitsluiting en bedreiging het slachtoffer alsnog verraden: het raakt wel.
Het slachtoffer wil zijn, haar of hun eigenwaarde behouden in een situatie waarin die hem, haar of hen ontzegd wordt. Je krijgt wel klappen, je raakt gewond, maar in de geest of het gemoed blijf je sterk: je bent en blijft wie je bent – ook al wordt dat niet erkend.
Maar de kwetsbaarheid van een wezen dat zich sociaal definieert is evident. Je weet ‘wie je bent’ in onderscheiding van anderen, en tegelijkertijd in herkenning van anderen. Je bent een onderdeel van een groep die zich op zijn beurt weer definieert in relatie tot andere groepen. Het is een groep die wel dit en dat is of doet, maar die niet zus of zo is of doet. Kortom, je identiteit is niet zomaar iets wat los bestaat van de anderen, maar eerder dankzij anderen. Anderen waar je eigenschappen wel of niet mee deelt.
In geweldsituaties wordt je identiteit onder druk gezet. Van slachtoffers van oorlogsgeweld wordt wel gezegd dat ze ‘ontmenselijkt’ werden. Er wordt gesproken van ‘de menselijke waardigheid’. Hiermee wordt blijkbaar bedoeld dat de waardigheid van de mens, diens ‘menselijkheid’, gelegen is in zijn identiteit als mens. Dat klinkt als een cirkelredenatie die niets verhelderd. Want: wat is de mens? Of: wie is de mens? Vragen die we anders kunnen formuleren als: wat is de identiteit van de mens? Opnieuw kom je uit op de definitie van die identiteit, die gedefinieerd wordt door wat zij zowel niet, als wat zij wel is…
Identiteit is blijkbaar een structuur van positieve en negatieve relaties, het is geen objectief gegeven, maar een relationele constructie. Het zegt wat iets of iemand wel is, maar ook wat iemand niet is. Het zegt in welke categorieën iets of iemand valt, en tegelijk waar iets of iemand buiten valt.
Weten wie je bent als je wordt vernederd, buitengesloten, verwond of gedood. Het is een heikele zaak. Wat gebeurt er als een mens als niet-mens wordt benaderd? Is de mens dan nog mens? Kan iemand zichzelf zijn wanneer de aspecten die diens identiteit vormden, wat iemand wel en wat iemand niet is, niet erkend worden? Kan die mens zichzelf dan nog kennen of zijn? Of wordt die mens dan wat van hem, haar of hen gezegd wordt: relaties tot hem, haar of hen die worden gelegd en verbroken door woorden en daden?
We leven in een wereld van verschijnselen, fenomenen. Het zijn of bestaan van die fenomenen doet zich aan ons, die zelf ook verschijnen aan onszelf en aan anderen, voor. Iets is er, of is er niet. Het gekke is, dat wat onze identiteit vormt, zich niet zomaar toont als een verschijnsel dat er ofwel wel, ofwel niet is. Want onze identiteit wordt mede bepaald door wat niet verschijnt in directe zin. Dat zijn namelijk de verhalen en de herinneringen die wij of anderen over ons vertellen, en vervolgens het verstaan van die verhalen. Laten we helder zijn: de identiteiten van mensen wordt gevormd door zowel verschijnselen (fysieke verschijnselen) en door ‘verstaan’. De verschijnselen zijn objectief vast te stellen, maar het verstaan ervan niet. Naast de fysieke verschijning en het verstaan daarvan (welk niet altijd evident is), is er dus nóg een verstaan. Dat zijn alle gedachten, verhalen en herinneringen die niet verschijnen als fenomenen, maar als gedachte-dingen. Het zijn dingen die zich niet tonen, en waarvan de eigenschappen niet zonder redenering of argumentatie vastgesteld kunnen worden. Dit tweede verstaan, bestaat alleen in de taal, in gedachten. We beschrijven wat we denken en we denken wat we beschrijven. Die twee laten zich niet verder ontwarren. De gedachte toont zich als taal en laat zich alleen ‘kennen’ in taal. De beschrijving en de zaak die beschreven wordt zijn één in het verstaan.
Wat is taal? Het is een systeem met grammaticale regels en een ‘vocabulaire’. Het vocabulaire kan verwijzen naar verschijnselen én naar gedachte-dingen. Opnieuw dient zich een structuur van relaties aan. De talen bestaan uit structuren waarin woorden op een betekenisvolle manier met elkaar relaties vormen, en die op hun beurt opnieuw op een betekenisvolle manier verwijzen naar dingen buiten dat systeem van relaties. Relaties die positief of negatief geladen zijn, aspecten die wel en die niet gelden.
De stokken en de stenen breken iemands benen. Het slachtoffer wordt verwond, fysiek kapot gemaakt. Maar de woorden breken het slachtoffer niet. Wat wordt hiermee gezegd? Is het niet mogelijk om iemand te ontmenselijken met woorden? Begint de ontmenselijking niet met de gedachte dat deze mens veel niet mag zijn, dat hij, zij of hen zelf misschien wél wil of denkt te zijn? De dader verstaat het slachtoffer niet als mens, maar als iets anders. De structuur van relaties die iemand rond zichzelf heeft opgebouwd wordt niet erkend door de dader. De dader zet een andere structuur neer.
Jij? Jij bent geen mens. Je bent …
In deze presentatie gaat het om relaties. De relatie tussen de dader en het slachtoffer, en de relatie tussen het verschijnsel en het verstaan ervan. Ook de schilderijen verschijnen aan ons, maar de esthetische identiteit van de schilderijen wordt niet gevormd door wat ze zijn als dingen, als fenomenen. Het gaat niet om de feitelijkheid van het doek en de verf, het gaat om het web van relaties die door, met en in deze werken tot stand is gebracht. Om hun innerlijke constitutie. Tegelijkertijd zijn ze ook met elkaar in relatie gebracht, en dat is de presentatie. Van zichzelf hadden de schilderijen (nog) niets van doen met elkaar. Maar hier, in deze presentatie worden ze met elkaar in verband gebracht. Een verband dat het verstaan van deze werken een vorm geeft. En dat gebeurt onder de titel van ‘Sticks and Stones’, een binomiaal uit een Engels (kinder)rijmpje. Het is een rijmpje dat met name kinderen gebruiken in Engelstalige landen om schelden en pesten tegen te gaan. In Nederland wordt dan vaak geroepen: schelden doet geen pijn. Hiermee willen slachtoffers zichzelf wapenen … et cetera.
/
It is a rhyme in English-speaking countries, that children in particular use as a defence against name-calling and bullying. In similar situations in the Netherlands is said: cursing does not hurt. With this, victims want to arm themselves against the verbal violence that is directed at them. The intention is to give the perpetrators the impression, that what they say as threats and humiliations, does not affect you at all and leaves one indifferently. Unfortunately, in many cases the physical reactions of exclusion and threats will still betray the victim: it really does affect them.
The victim wants to maintain her, his or their self-esteem in a situation where it is denied to him, her or them. When one is beaten, one will be injured, but in spirit or mind one remains strong: you are who you are and will remain who you are – even if that is not acknowledged.
But the vulnerability of a being that defines itself socially is evident. One only knows 'who you are' in distinction from others, and at the same time in recognition of others. You are part of a group that, in turn, defines itself in relation to other groups. It is a group that is or does this and that, but which is not or does not do this or that. In short, your identity is not just something that exists independently from others, but rather depends on others. Others you may or may not share certain traits with.
In situations of violence, ones identity is put under pressure. Of victims of war is often said they have been 'dehumanized'. In those cases people speak of the violation of 'human dignity'. This apparently means that the dignity of man, his 'humanity', lies in his identity as a human being. This appears to be a circular reasoning that doesn't really clarify anything. Because: what then is man? Or: who is man? Questions that we can reformulate as: what is the identity of man? Again, we must return to a definition of that identity, which is defined by both what it is not, as well as by what it is…
Identity is apparently a structure of positive and negative relationships. It is not an objective given, but a relational construction. It says what something or someone is, but also what someone is not. It says to which categories something or someone belongs, and at the same time where something or someone does not belong to.
Knowing who you are when you are being humiliated, left out, injured or killed. That's a tricky business. What happens if a human being is approached as a non-human? Is then, such a person still human? Can one be oneself, when the aspects that form one's identity, what one is and what one is not, are not being recognized? Can that person still know or be him-, her- or themself? Or does that person rather become what is said of him, her or them: relations to him, her or them that are established and become broken in words and deeds?
We live in a world of phenomena. The existence of those phenomena appears to us, who in turn, also appear to ourselves and to others. Something is either there or isn't there. The funny thing is that what makes up our identity doesn't just show itself as a phenomenon that either is or isn't there. Because our identity is partly defined by what does not appear in a direct sense. These are the stories and memories that we or others tell about us, and subsequently, the way those stories are understood. Let's be clear: people's identities are formed by both physical phenomena and by 'understanding'. The phenomena can be determined objectively, but their understanding cannot. In addition to the physical appearance and our understanding thereof (which is not always obvious), there is yet another type of understanding. This is made up by all thoughts, stories and memories that do not appear as phenomena, but as thought-things. These are things that do not show themselves objectively, and whose properties cannot be determined without reasoning or argument. This second type of understanding exists only in language, in thought. We describe what we think and we think what we describe. These two domains can not to be disentangled any further. Thought shows itself as language and can only be 'known' in language. The description and the matter described are one in understanding.
So, what is language? It is a system of grammatical rules and a 'vocabulary'. The vocabulary may refer to phenomena as well as to thought-things. Again a structure of relationships presents itself. The languages consist of structures in which words form meaningful relationships with each other, and which in turn meaningfully refer to things outside that system of linguistic relationships. Relationships that are positively or negatively charged, by aspects that do and do not apply.
The sticks and the stones may break one's bones. The victim is injured, physically harmed. But the words don't break the victim. What does this mean? Isn't it possible to dehumanize someone by words? Doesn't dehumanization begin with the thought that this person may not be seen as that wich he, she or they may or may not want to be - or as that which he, she or they think is or is not? The perpetrator does not see the victim as a person, but as something else. The structure of relationships that a person has built around him-, her- or themself is not recognized by the perpetrator. The perpetrator sets up a different structure.
You? You are not human. You are …
This presentation is about relationships. The relationship between the perpetrator and the victim, and the relationship between the phenomenon and its understanding. The paintings also appear to us, but the aesthetic identity of the paintings is not formed by what they are as things, as phenomena. It is not about the actuality of the canvas and the paint, it is about the web of relationships established by, with and in these works. It is about their inner constitution. At the same time, these pictures are also placed in relation to each other, and that is the presentation. The paintings themselves had nothing to do with each other (yet). But here, in this presentation, they become related. A connection that shapes the understanding of these works. And that happens under the title of 'Sticks and Stones', a binomial from an English (childrens) rhyme. It is a rhyme in English-speaking countries, that children in particular use as defence to name-calling and bullying. In similar situations in the Netherlands is said: cursing does not hurt. With this, victims want to arm themselves ... et cetera.
Het slachtoffer wil zijn, haar of hun eigenwaarde behouden in een situatie waarin die hem, haar of hen ontzegd wordt. Je krijgt wel klappen, je raakt gewond, maar in de geest of het gemoed blijf je sterk: je bent en blijft wie je bent – ook al wordt dat niet erkend.
Maar de kwetsbaarheid van een wezen dat zich sociaal definieert is evident. Je weet ‘wie je bent’ in onderscheiding van anderen, en tegelijkertijd in herkenning van anderen. Je bent een onderdeel van een groep die zich op zijn beurt weer definieert in relatie tot andere groepen. Het is een groep die wel dit en dat is of doet, maar die niet zus of zo is of doet. Kortom, je identiteit is niet zomaar iets wat los bestaat van de anderen, maar eerder dankzij anderen. Anderen waar je eigenschappen wel of niet mee deelt.
In geweldsituaties wordt je identiteit onder druk gezet. Van slachtoffers van oorlogsgeweld wordt wel gezegd dat ze ‘ontmenselijkt’ werden. Er wordt gesproken van ‘de menselijke waardigheid’. Hiermee wordt blijkbaar bedoeld dat de waardigheid van de mens, diens ‘menselijkheid’, gelegen is in zijn identiteit als mens. Dat klinkt als een cirkelredenatie die niets verhelderd. Want: wat is de mens? Of: wie is de mens? Vragen die we anders kunnen formuleren als: wat is de identiteit van de mens? Opnieuw kom je uit op de definitie van die identiteit, die gedefinieerd wordt door wat zij zowel niet, als wat zij wel is…
Identiteit is blijkbaar een structuur van positieve en negatieve relaties, het is geen objectief gegeven, maar een relationele constructie. Het zegt wat iets of iemand wel is, maar ook wat iemand niet is. Het zegt in welke categorieën iets of iemand valt, en tegelijk waar iets of iemand buiten valt.
Weten wie je bent als je wordt vernederd, buitengesloten, verwond of gedood. Het is een heikele zaak. Wat gebeurt er als een mens als niet-mens wordt benaderd? Is de mens dan nog mens? Kan iemand zichzelf zijn wanneer de aspecten die diens identiteit vormden, wat iemand wel en wat iemand niet is, niet erkend worden? Kan die mens zichzelf dan nog kennen of zijn? Of wordt die mens dan wat van hem, haar of hen gezegd wordt: relaties tot hem, haar of hen die worden gelegd en verbroken door woorden en daden?
We leven in een wereld van verschijnselen, fenomenen. Het zijn of bestaan van die fenomenen doet zich aan ons, die zelf ook verschijnen aan onszelf en aan anderen, voor. Iets is er, of is er niet. Het gekke is, dat wat onze identiteit vormt, zich niet zomaar toont als een verschijnsel dat er ofwel wel, ofwel niet is. Want onze identiteit wordt mede bepaald door wat niet verschijnt in directe zin. Dat zijn namelijk de verhalen en de herinneringen die wij of anderen over ons vertellen, en vervolgens het verstaan van die verhalen. Laten we helder zijn: de identiteiten van mensen wordt gevormd door zowel verschijnselen (fysieke verschijnselen) en door ‘verstaan’. De verschijnselen zijn objectief vast te stellen, maar het verstaan ervan niet. Naast de fysieke verschijning en het verstaan daarvan (welk niet altijd evident is), is er dus nóg een verstaan. Dat zijn alle gedachten, verhalen en herinneringen die niet verschijnen als fenomenen, maar als gedachte-dingen. Het zijn dingen die zich niet tonen, en waarvan de eigenschappen niet zonder redenering of argumentatie vastgesteld kunnen worden. Dit tweede verstaan, bestaat alleen in de taal, in gedachten. We beschrijven wat we denken en we denken wat we beschrijven. Die twee laten zich niet verder ontwarren. De gedachte toont zich als taal en laat zich alleen ‘kennen’ in taal. De beschrijving en de zaak die beschreven wordt zijn één in het verstaan.
Wat is taal? Het is een systeem met grammaticale regels en een ‘vocabulaire’. Het vocabulaire kan verwijzen naar verschijnselen én naar gedachte-dingen. Opnieuw dient zich een structuur van relaties aan. De talen bestaan uit structuren waarin woorden op een betekenisvolle manier met elkaar relaties vormen, en die op hun beurt opnieuw op een betekenisvolle manier verwijzen naar dingen buiten dat systeem van relaties. Relaties die positief of negatief geladen zijn, aspecten die wel en die niet gelden.
De stokken en de stenen breken iemands benen. Het slachtoffer wordt verwond, fysiek kapot gemaakt. Maar de woorden breken het slachtoffer niet. Wat wordt hiermee gezegd? Is het niet mogelijk om iemand te ontmenselijken met woorden? Begint de ontmenselijking niet met de gedachte dat deze mens veel niet mag zijn, dat hij, zij of hen zelf misschien wél wil of denkt te zijn? De dader verstaat het slachtoffer niet als mens, maar als iets anders. De structuur van relaties die iemand rond zichzelf heeft opgebouwd wordt niet erkend door de dader. De dader zet een andere structuur neer.
Jij? Jij bent geen mens. Je bent …
In deze presentatie gaat het om relaties. De relatie tussen de dader en het slachtoffer, en de relatie tussen het verschijnsel en het verstaan ervan. Ook de schilderijen verschijnen aan ons, maar de esthetische identiteit van de schilderijen wordt niet gevormd door wat ze zijn als dingen, als fenomenen. Het gaat niet om de feitelijkheid van het doek en de verf, het gaat om het web van relaties die door, met en in deze werken tot stand is gebracht. Om hun innerlijke constitutie. Tegelijkertijd zijn ze ook met elkaar in relatie gebracht, en dat is de presentatie. Van zichzelf hadden de schilderijen (nog) niets van doen met elkaar. Maar hier, in deze presentatie worden ze met elkaar in verband gebracht. Een verband dat het verstaan van deze werken een vorm geeft. En dat gebeurt onder de titel van ‘Sticks and Stones’, een binomiaal uit een Engels (kinder)rijmpje. Het is een rijmpje dat met name kinderen gebruiken in Engelstalige landen om schelden en pesten tegen te gaan. In Nederland wordt dan vaak geroepen: schelden doet geen pijn. Hiermee willen slachtoffers zichzelf wapenen … et cetera.
/
It is a rhyme in English-speaking countries, that children in particular use as a defence against name-calling and bullying. In similar situations in the Netherlands is said: cursing does not hurt. With this, victims want to arm themselves against the verbal violence that is directed at them. The intention is to give the perpetrators the impression, that what they say as threats and humiliations, does not affect you at all and leaves one indifferently. Unfortunately, in many cases the physical reactions of exclusion and threats will still betray the victim: it really does affect them.
The victim wants to maintain her, his or their self-esteem in a situation where it is denied to him, her or them. When one is beaten, one will be injured, but in spirit or mind one remains strong: you are who you are and will remain who you are – even if that is not acknowledged.
But the vulnerability of a being that defines itself socially is evident. One only knows 'who you are' in distinction from others, and at the same time in recognition of others. You are part of a group that, in turn, defines itself in relation to other groups. It is a group that is or does this and that, but which is not or does not do this or that. In short, your identity is not just something that exists independently from others, but rather depends on others. Others you may or may not share certain traits with.
In situations of violence, ones identity is put under pressure. Of victims of war is often said they have been 'dehumanized'. In those cases people speak of the violation of 'human dignity'. This apparently means that the dignity of man, his 'humanity', lies in his identity as a human being. This appears to be a circular reasoning that doesn't really clarify anything. Because: what then is man? Or: who is man? Questions that we can reformulate as: what is the identity of man? Again, we must return to a definition of that identity, which is defined by both what it is not, as well as by what it is…
Identity is apparently a structure of positive and negative relationships. It is not an objective given, but a relational construction. It says what something or someone is, but also what someone is not. It says to which categories something or someone belongs, and at the same time where something or someone does not belong to.
Knowing who you are when you are being humiliated, left out, injured or killed. That's a tricky business. What happens if a human being is approached as a non-human? Is then, such a person still human? Can one be oneself, when the aspects that form one's identity, what one is and what one is not, are not being recognized? Can that person still know or be him-, her- or themself? Or does that person rather become what is said of him, her or them: relations to him, her or them that are established and become broken in words and deeds?
We live in a world of phenomena. The existence of those phenomena appears to us, who in turn, also appear to ourselves and to others. Something is either there or isn't there. The funny thing is that what makes up our identity doesn't just show itself as a phenomenon that either is or isn't there. Because our identity is partly defined by what does not appear in a direct sense. These are the stories and memories that we or others tell about us, and subsequently, the way those stories are understood. Let's be clear: people's identities are formed by both physical phenomena and by 'understanding'. The phenomena can be determined objectively, but their understanding cannot. In addition to the physical appearance and our understanding thereof (which is not always obvious), there is yet another type of understanding. This is made up by all thoughts, stories and memories that do not appear as phenomena, but as thought-things. These are things that do not show themselves objectively, and whose properties cannot be determined without reasoning or argument. This second type of understanding exists only in language, in thought. We describe what we think and we think what we describe. These two domains can not to be disentangled any further. Thought shows itself as language and can only be 'known' in language. The description and the matter described are one in understanding.
So, what is language? It is a system of grammatical rules and a 'vocabulary'. The vocabulary may refer to phenomena as well as to thought-things. Again a structure of relationships presents itself. The languages consist of structures in which words form meaningful relationships with each other, and which in turn meaningfully refer to things outside that system of linguistic relationships. Relationships that are positively or negatively charged, by aspects that do and do not apply.
The sticks and the stones may break one's bones. The victim is injured, physically harmed. But the words don't break the victim. What does this mean? Isn't it possible to dehumanize someone by words? Doesn't dehumanization begin with the thought that this person may not be seen as that wich he, she or they may or may not want to be - or as that which he, she or they think is or is not? The perpetrator does not see the victim as a person, but as something else. The structure of relationships that a person has built around him-, her- or themself is not recognized by the perpetrator. The perpetrator sets up a different structure.
You? You are not human. You are …
This presentation is about relationships. The relationship between the perpetrator and the victim, and the relationship between the phenomenon and its understanding. The paintings also appear to us, but the aesthetic identity of the paintings is not formed by what they are as things, as phenomena. It is not about the actuality of the canvas and the paint, it is about the web of relationships established by, with and in these works. It is about their inner constitution. At the same time, these pictures are also placed in relation to each other, and that is the presentation. The paintings themselves had nothing to do with each other (yet). But here, in this presentation, they become related. A connection that shapes the understanding of these works. And that happens under the title of 'Sticks and Stones', a binomial from an English (childrens) rhyme. It is a rhyme in English-speaking countries, that children in particular use as defence to name-calling and bullying. In similar situations in the Netherlands is said: cursing does not hurt. With this, victims want to arm themselves ... et cetera.
Ronald Ophuis:
“Dat vlakke in mijn kunst is een bewuste keuze. Mijn schilderijen zijn niet superaantrekkelijk geschilderd en dat is goed. Als je mijn onderwerpen op een meer geësthetiseerde en gelikte manier zou verbeelden, zou het minder impact hebben.”
/
"That flatness in my art is a conscious choice. My paintings are not painted in a super-attractive way and that's good. If you were to depict my subjects in a more aestheticised and slick way, it would have less impact."
bron / source | info
Gé-Karel van der Sterren:
“Een schilderij is een eigenwijs ding. Het zegt: ‘Hier sta ik, dit ben ik, zeg het maar!’ Als mijn vrouw zegt dat ze het helemaal niks vindt, dan is die kritiek niet leidend, maar het leidt wel af. Eigenlijk kan ik kritiek niet accepteren. Ik ben vreselijk eigenwijs.”
/
"A painting is a self-willed thing. It says: 'Here I am, this is me, what about it! If my wife says she doesn't like it at all, the criticism is not leading, but it does distract. Actually, I can't accept criticism. I'm terribly self-willed too."
bron / source | info
Frits Maats:
“Een schilderij is nooit af. Het is een uitgangspunt voor het maken van video. Door middel van dit medium kan ik direct beschikken over o.a. geluid, licht, kleur, beweging, technologie en mijn eigen geschiedenis als schilder; ik ben beeldhouwer, componist, choreograaf, schilder en regisseur. Mijn ervaring die ontstaat door het maken van videokunst geeft een andere kijk op mijn manier van schilderen.”
/
"A painting is never finished. It is a starting point for doing video. Through this medium I can directly access sound, light, colour, movement, technology and my own history as a painter; I become a sculptor, composer, choreographer, painter and director. My experience that comes from making video art gives a different perspective on my way of painting."
bron / source | info
Fikret Devedzic:
“lk vlucht in m’n werk. Er zit al te veel leed russen m'n oren. Ik krijg alles weer terug van m’n eigen vlucht uit Bosnië in '92. Mijn religie is de kunst. Die praktiseer ik elke dag. Dit is mijn manier om te overleven, om niet gek te worden."
/
"I take refuge in my work. There is already too much suffering between my ears. I get everything back from my own flight from Bosnia in '92. My religion is art. I practise it every day. This is my way to survive, not to go crazy."
bron / source | info
Geert Bartelink: info
Berend Hogeling: info
Han Steenbruggen:
"Ik ben er van overtuigd dat een museum geworteld moet zijn in de eigen omgeving, dat ben je eigenlijk ook historisch verplicht. Heel veel musea zoeken het in een brede aanpak en concentreren zich op grote ontwikkelingen en verschuivingen in binnen- en buitenland. Veel musea zijn bovendien erg gericht op kassuccessen. Ik had vlak voor ik hier kwam werken net een lezing gehouden over musea die zijn geconcentreerd rond particuliere kunstverzamelingen. Die zijn doorgaans sterk verschillend van traditionele musea, omdat ze zijn samengesteld op grond van één visie en smaak. En omdat ze vaak werken van bekende kunstenaars tonen naast werken van minder bekende. Museum Belvédère is daar natuurlijk een uitgelezen voorbeeld van. Er hangen hier schilderijen van Gerrit Benner en Jan Mankes naast werken van personen die je amper kent maar die – door hun intrinsieke waarde – wel een expositie rechtvaardigen. Dat vind ik interessant."
/
"I am convinced that a museum must be rooted in its local environment; in fact, it is historically obliged to do so. Many museums are looking for a broad approach and concentrate on major developments and shifts at home and abroad. Many museums are also heavily focused on blockbusters. Just before I came to work here, I gave a lecture on museums that are built upon private art collections. These are usually very different from traditional museums, because they are assembled on the basis of an individual vision and taste. And because they often show works by well-known artists alongside works by lesser-known artists. Museum Belvédère is of course an excellent example of this. Paintings by Gerrit Benner and Jan Mankes are shown here next to works by people one hardly has heard of, but that - because of their intrinsic value - do justify an exhibition. I find that interesting."
bron / source
“Dat vlakke in mijn kunst is een bewuste keuze. Mijn schilderijen zijn niet superaantrekkelijk geschilderd en dat is goed. Als je mijn onderwerpen op een meer geësthetiseerde en gelikte manier zou verbeelden, zou het minder impact hebben.”
/
"That flatness in my art is a conscious choice. My paintings are not painted in a super-attractive way and that's good. If you were to depict my subjects in a more aestheticised and slick way, it would have less impact."
bron / source | info
Gé-Karel van der Sterren:
“Een schilderij is een eigenwijs ding. Het zegt: ‘Hier sta ik, dit ben ik, zeg het maar!’ Als mijn vrouw zegt dat ze het helemaal niks vindt, dan is die kritiek niet leidend, maar het leidt wel af. Eigenlijk kan ik kritiek niet accepteren. Ik ben vreselijk eigenwijs.”
/
"A painting is a self-willed thing. It says: 'Here I am, this is me, what about it! If my wife says she doesn't like it at all, the criticism is not leading, but it does distract. Actually, I can't accept criticism. I'm terribly self-willed too."
bron / source | info
Frits Maats:
“Een schilderij is nooit af. Het is een uitgangspunt voor het maken van video. Door middel van dit medium kan ik direct beschikken over o.a. geluid, licht, kleur, beweging, technologie en mijn eigen geschiedenis als schilder; ik ben beeldhouwer, componist, choreograaf, schilder en regisseur. Mijn ervaring die ontstaat door het maken van videokunst geeft een andere kijk op mijn manier van schilderen.”
/
"A painting is never finished. It is a starting point for doing video. Through this medium I can directly access sound, light, colour, movement, technology and my own history as a painter; I become a sculptor, composer, choreographer, painter and director. My experience that comes from making video art gives a different perspective on my way of painting."
bron / source | info
Fikret Devedzic:
“lk vlucht in m’n werk. Er zit al te veel leed russen m'n oren. Ik krijg alles weer terug van m’n eigen vlucht uit Bosnië in '92. Mijn religie is de kunst. Die praktiseer ik elke dag. Dit is mijn manier om te overleven, om niet gek te worden."
/
"I take refuge in my work. There is already too much suffering between my ears. I get everything back from my own flight from Bosnia in '92. My religion is art. I practise it every day. This is my way to survive, not to go crazy."
bron / source | info
Geert Bartelink: info
Berend Hogeling: info
Han Steenbruggen:
"Ik ben er van overtuigd dat een museum geworteld moet zijn in de eigen omgeving, dat ben je eigenlijk ook historisch verplicht. Heel veel musea zoeken het in een brede aanpak en concentreren zich op grote ontwikkelingen en verschuivingen in binnen- en buitenland. Veel musea zijn bovendien erg gericht op kassuccessen. Ik had vlak voor ik hier kwam werken net een lezing gehouden over musea die zijn geconcentreerd rond particuliere kunstverzamelingen. Die zijn doorgaans sterk verschillend van traditionele musea, omdat ze zijn samengesteld op grond van één visie en smaak. En omdat ze vaak werken van bekende kunstenaars tonen naast werken van minder bekende. Museum Belvédère is daar natuurlijk een uitgelezen voorbeeld van. Er hangen hier schilderijen van Gerrit Benner en Jan Mankes naast werken van personen die je amper kent maar die – door hun intrinsieke waarde – wel een expositie rechtvaardigen. Dat vind ik interessant."
/
"I am convinced that a museum must be rooted in its local environment; in fact, it is historically obliged to do so. Many museums are looking for a broad approach and concentrate on major developments and shifts at home and abroad. Many museums are also heavily focused on blockbusters. Just before I came to work here, I gave a lecture on museums that are built upon private art collections. These are usually very different from traditional museums, because they are assembled on the basis of an individual vision and taste. And because they often show works by well-known artists alongside works by lesser-known artists. Museum Belvédère is of course an excellent example of this. Paintings by Gerrit Benner and Jan Mankes are shown here next to works by people one hardly has heard of, but that - because of their intrinsic value - do justify an exhibition. I find that interesting."
bron / source