Laatst, op de fiets naar huis vanaf mijn atelier, werd ik ingehaald door een bedrijfsbusje met daarop een bedrijfslogo en slogan. Het was de bedrijfsauto van een collega die veel opdrachten voor sociale-kunstprojecten uitvoert.
Op een eerder moment werd ik uitgenodigd door een kennis uit het Westen van het land om te participeren in een pop-up gallerie die 'de kunstenaar als ondernemer' wil zien. Een visie op de kunstenaar die rechtstreeks lijkt voort te komen uit het beleid van de huidige regeringspartijen VVD en PvdA voor cultuur, via hun respectievelijke staatssecretarissen van OC&W, Halbe Zijlstra en Jet Bussemaker.
Twee voorbeelden van hoe het kunstenaarsschap tegenwoordig vaak teleologisch wordt benaderd, als een middel tot een doel. Twee voorbeelden ook van hoe kunstenaars en ook presentatie-'instellingen' zich schikken naar de heersende waardering.
Wanneer in een samenleving de economie de uiteindelijke waarde is waarop een mensenleven wordt beoordeeld, ik twijfel hier te schrijven: afgerekend, dan is het kunstenaarsschap een problematisch gegeven in die samenleving. Kunst moet dan een doel gaan dienen, namelijk geld opbrengen. De geld-economie draaiende houden, en het liefst nog doen groeien.
Volgens mij betekent deze benadering voorbij gaan aan de eigenlijke, ontologische waarde van het kunstenaarsschap. Kunst wordt niet gemaakt en gewaardeerd om haar economische waarde, maar om haar intrinsieke waarde. Kunst is een waarde in zichzelf. Kunst is de plaats waar we onszelf en elkaar ontmoeten, leren kennen en begrijpen. Een plek waar we onszelf 'een wereld' scheppen. Zou ik mogen zeggen dat kunst en taal de meest eigenlijke eigenschappen zijn van het menselijke wezen? Of beter: de eigenschappen die het menselijk wezen onderscheiden van het dierlijke wezen?
Misschien mogen de vondsten van pre-historische kunstzinnige afbeeldingen verstaan worden als in de eerste plaats kunstzinnig: met geen ander doel gemaakt dan om zichzelf. (Hoe de pre-historische kunst tegenwoordig door wetenschappers wordt geduid weet ik niet, er zullen vast ook historici zijn die deze kunst meer verstaan in termen van ritueel en/of (pre)religie. Maar deze twee benaderingswijzen liggen dan in ieder geval niet ver af van een zuiver kunstzinnige.) Kunst als een oer-menselijk aspect.
Als kunstenaar heb ik geen ander doel dan kunst te maken. Betekenisvolle werken. Daarbij is het werk zelf richting- en maatgevend. Niet of het gewaardeerd wordt of begrepen, of dat het geld opbrengt. Ook niet of het mij als kunstenaar meer aanzien brengt of meer opdrachten op kan leveren. Juist deze aard van het kunstenaarsschap is wat we als kunstenaars vanaf het begin, maar vooral vanaf de moderniteit, hebben bevochten en wat we nog steeds bevechten. Ik heb me als kunstenaar vrijgemaakt van andere belangen dan die van mijn werk. Niet die van opdrachtgevers, zelfs niet mijn persoonlijke behoeften in levensonderhoud of de zorg voor mijn gezin.
Natuurlijk is dit een spannend gegeven. Het is voor mij heel vaak letterlijk spannend geweest om de ruimte hiervoor te nemen en te kunnen nemen. Nooit wordt het vanzelfsprekend. Nooit gemakkelijk. Maar ik denk dat het wel duidelijk maakt waar het om moet gaan. Het is een richtinggevend verstaan van mijn professionaliteit, op grond waarvan ik mijn keuzes maak. Ik denk dat iedereen zich wel voor kan stellen om wat voor keuzes het kan gaan. Die pop-up galerie die de kunstenaar als ondernemer wilde zien, bijvoorbeeld niet. Een bedrijfsauto met een logo is ook niet waar ik op uit ben. Maar ook niet: een werk dat mooi kleurt bij het interieur.
Waar ik wel op uit ben is dat wat mijn werk en mijn kunstenaarsschap ondersteunt en context geeft.
Kunst en economie moet je niet door elkaar halen.
terug naar de spiegelcitaten
Op een eerder moment werd ik uitgenodigd door een kennis uit het Westen van het land om te participeren in een pop-up gallerie die 'de kunstenaar als ondernemer' wil zien. Een visie op de kunstenaar die rechtstreeks lijkt voort te komen uit het beleid van de huidige regeringspartijen VVD en PvdA voor cultuur, via hun respectievelijke staatssecretarissen van OC&W, Halbe Zijlstra en Jet Bussemaker.
Twee voorbeelden van hoe het kunstenaarsschap tegenwoordig vaak teleologisch wordt benaderd, als een middel tot een doel. Twee voorbeelden ook van hoe kunstenaars en ook presentatie-'instellingen' zich schikken naar de heersende waardering.
Wanneer in een samenleving de economie de uiteindelijke waarde is waarop een mensenleven wordt beoordeeld, ik twijfel hier te schrijven: afgerekend, dan is het kunstenaarsschap een problematisch gegeven in die samenleving. Kunst moet dan een doel gaan dienen, namelijk geld opbrengen. De geld-economie draaiende houden, en het liefst nog doen groeien.
Volgens mij betekent deze benadering voorbij gaan aan de eigenlijke, ontologische waarde van het kunstenaarsschap. Kunst wordt niet gemaakt en gewaardeerd om haar economische waarde, maar om haar intrinsieke waarde. Kunst is een waarde in zichzelf. Kunst is de plaats waar we onszelf en elkaar ontmoeten, leren kennen en begrijpen. Een plek waar we onszelf 'een wereld' scheppen. Zou ik mogen zeggen dat kunst en taal de meest eigenlijke eigenschappen zijn van het menselijke wezen? Of beter: de eigenschappen die het menselijk wezen onderscheiden van het dierlijke wezen?
Misschien mogen de vondsten van pre-historische kunstzinnige afbeeldingen verstaan worden als in de eerste plaats kunstzinnig: met geen ander doel gemaakt dan om zichzelf. (Hoe de pre-historische kunst tegenwoordig door wetenschappers wordt geduid weet ik niet, er zullen vast ook historici zijn die deze kunst meer verstaan in termen van ritueel en/of (pre)religie. Maar deze twee benaderingswijzen liggen dan in ieder geval niet ver af van een zuiver kunstzinnige.) Kunst als een oer-menselijk aspect.
Als kunstenaar heb ik geen ander doel dan kunst te maken. Betekenisvolle werken. Daarbij is het werk zelf richting- en maatgevend. Niet of het gewaardeerd wordt of begrepen, of dat het geld opbrengt. Ook niet of het mij als kunstenaar meer aanzien brengt of meer opdrachten op kan leveren. Juist deze aard van het kunstenaarsschap is wat we als kunstenaars vanaf het begin, maar vooral vanaf de moderniteit, hebben bevochten en wat we nog steeds bevechten. Ik heb me als kunstenaar vrijgemaakt van andere belangen dan die van mijn werk. Niet die van opdrachtgevers, zelfs niet mijn persoonlijke behoeften in levensonderhoud of de zorg voor mijn gezin.
Natuurlijk is dit een spannend gegeven. Het is voor mij heel vaak letterlijk spannend geweest om de ruimte hiervoor te nemen en te kunnen nemen. Nooit wordt het vanzelfsprekend. Nooit gemakkelijk. Maar ik denk dat het wel duidelijk maakt waar het om moet gaan. Het is een richtinggevend verstaan van mijn professionaliteit, op grond waarvan ik mijn keuzes maak. Ik denk dat iedereen zich wel voor kan stellen om wat voor keuzes het kan gaan. Die pop-up galerie die de kunstenaar als ondernemer wilde zien, bijvoorbeeld niet. Een bedrijfsauto met een logo is ook niet waar ik op uit ben. Maar ook niet: een werk dat mooi kleurt bij het interieur.
Waar ik wel op uit ben is dat wat mijn werk en mijn kunstenaarsschap ondersteunt en context geeft.
Kunst en economie moet je niet door elkaar halen.
terug naar de spiegelcitaten