Een goed moment tijdens het werken is wanneer ik in 'de flow' kom. Een moment waarin ik mezelf verlies in wat ik doe. Mijn concentratie is gericht op het werken. Het werken is een gebeuren waarin ik opga. Ik zou niet zeggen zoals Zandvliet: ik vergeet mezelf, of dat wat ik weet. Want dat is niet werkelijk het geval. De concentratie is van een speciale aard. Het is geen vernauwing van het bewustzijn of het denken. Geen focussen. Eerder een openen en verruimen. Alles wat ik weet staat met elkaar in verband. Het komt samen in de ervaring van het werken. Ik zou hier nog bij in kunnen brengen: ik ben in het nu, het heden. In dat moment.
Een moment is eigenlijk een constructie van het denken. Want een moment is eigenlijk niets. Als ik zeg: nu, dan ben ik alweer verder. Het 'moment' is dus ook een gebeuren. Een vloeien van de tijd. Het is eigenlijk ervaren. Ervaren zonder daarbij afstand te nemen van de ervaring door deze te beschouwen. Ik zie alleen het werk, en het werken is dan het gebeuren zonder afstand.
Toch heeft dat gebeuren het nodig om eruit te stappen, en wél afstand ertoe te nemen. Als kunstenaar moet ik immers zien wat ik doe, en wat gedaan is. Het is noodzakelijk om het werk, als de inscriptie van dat goede gebeuren, van het vloeien, te zien. Het spreekt tot mij, zoals het is, en ik zie het. In welke staat of fase het ook verkeert.
Waar ik nog moeilijk woorden aan weet te geven is waarom, of hoe, ik besluit weer te gaan doorwerken aan dat werk. Ik maak hieruit op dat ik wel degelijk een intentie heb waar ik dat wat het werk (al) is aan afmeet. Dat is geen vooropgesteld idee, of beeld, maar eerder het zien van wat het werk wellicht zou kunnen zijn of worden. Eerder een vermoeden, dan een concreet weten, een concreet doel. Want lopende het werkproces ontdek ik wat ik doe, wat het werk is, en wat het gaat worden. Ik ben me nu ik dit schrijf me er wel van bewust dat ik geen systematiek, of methode zichtbaar of begrijpelijk maak. Ik denk eigenlijk dat het werken zich ook onttrekt aan methode, systematiek of praktische doelstellingen. Van de 'flow' kan ik wellicht leren dat het gaat om het samengaan van een denken en een handelen dat open staat naar alles wat ik weet, zie en ben. Het is een gebeuren dat zich vertakt en verknoopt met wat ik zie, wat ik ervaren heb, en wat ik heb geleerd.
Wat me eigenlijk verbaast is dat het gebeuren wanneer ik in een 'flow' zit, zich eigenlijk op een bepaalde manier zelfs onttrekt aan de taal. Waar ik tijdens mijn werk vaak spreek, vaak ook letterlijk praat tegen mezelf, woorden geef aan wat ik doe en zie; daar 'verstom' ik in de 'flow'. Taal ordent de werkelijkheid, het denken, maakt de wereld verstaanbaar. Maar in dat goede gebeuren van de flow is de taal even stil. Misschien schept taal op een zekere manier toch een vorm van afstand tot het gebeuren van de ervaring, en die afstand is in de 'flow' even weg. Een soort eenwording. Maar eigenlijk denk ik dat een dergelijke weergave niet volledig recht doet aan het gebeuren van de 'flow'. Ik weet ook niet helemaal zeker of de taal in die ervaring van vloeien echt helemaal weg is. Misschien is het eerder zo dat de taal er 'tegelijk' is met al het andere. Het heen en weer tussen denken en handelen is even weg, of gaat zo snel dat ik het verschil niet meer merk, of denken en handelen valt werkelijk samen.
Dit gebeuren, deze flow, het vloeien: dat gebeurt niet maar één keer per werk, zoals het citaat van Zandvliet lijkt te suggereren. Op verschillende 'momenten' in het werkproces kan het me overkomen. Ik kan het niet sturen of afdwingen in directe zin, maar ik kan er wel op aan sturen. Ik denk dat een voorwaarde is dat je het materiaal, het medium waar je mee werkt goed kent. Beheerst. Maar méér dan dat is een voorwaarde dat wat je doet je echt boeit. Het heeft echt je aandacht, het interesseert je echt. Je ontdekt ook. Dat is een belangrijker voorwaarde. Hoewel je misschien het medium goed kent en beheerst, toch ontdek je er opnieuw iets in. De ervaring van de handeling raakt je. Het betekent meer dan: ik weet hoe dit moet. Het heeft te maken met nog niet weten. Met vermoeden. Ontdekken. Leren. Je moet echter niet zitten te worstelen met je medium. Misschien mag je het niet echt beheersen, maar dat wat je ermee doet moet je wel 'goed af gaan'.
Behalve het medium is ook belangrijk dat mijn onderwerp me raakt, boeit, interesseert. Ik vind het belangrijk dat wat ik maak ook bepaald wordt door iets buiten mijzelf. Dat wat ik doe een zekere bepaaldheid heeft buiten wat ik weet, heb ervaren, heb geleerd. Daarom zoek ik in mijn werk altijd een referentie aan iets buiten dat werk. Iets wat er is, los van mijzelf of dat werk. Dat bepaalt mij en het werk. Maar in het gebeuren van de 'flow', valt dat allemaal weer samen. Het is altijd én én. De vorm én de inhoud. Het medium én het onderwerp. Het weten én het vermoeden.
terug naar de spiegelcitaten
Een moment is eigenlijk een constructie van het denken. Want een moment is eigenlijk niets. Als ik zeg: nu, dan ben ik alweer verder. Het 'moment' is dus ook een gebeuren. Een vloeien van de tijd. Het is eigenlijk ervaren. Ervaren zonder daarbij afstand te nemen van de ervaring door deze te beschouwen. Ik zie alleen het werk, en het werken is dan het gebeuren zonder afstand.
Toch heeft dat gebeuren het nodig om eruit te stappen, en wél afstand ertoe te nemen. Als kunstenaar moet ik immers zien wat ik doe, en wat gedaan is. Het is noodzakelijk om het werk, als de inscriptie van dat goede gebeuren, van het vloeien, te zien. Het spreekt tot mij, zoals het is, en ik zie het. In welke staat of fase het ook verkeert.
Waar ik nog moeilijk woorden aan weet te geven is waarom, of hoe, ik besluit weer te gaan doorwerken aan dat werk. Ik maak hieruit op dat ik wel degelijk een intentie heb waar ik dat wat het werk (al) is aan afmeet. Dat is geen vooropgesteld idee, of beeld, maar eerder het zien van wat het werk wellicht zou kunnen zijn of worden. Eerder een vermoeden, dan een concreet weten, een concreet doel. Want lopende het werkproces ontdek ik wat ik doe, wat het werk is, en wat het gaat worden. Ik ben me nu ik dit schrijf me er wel van bewust dat ik geen systematiek, of methode zichtbaar of begrijpelijk maak. Ik denk eigenlijk dat het werken zich ook onttrekt aan methode, systematiek of praktische doelstellingen. Van de 'flow' kan ik wellicht leren dat het gaat om het samengaan van een denken en een handelen dat open staat naar alles wat ik weet, zie en ben. Het is een gebeuren dat zich vertakt en verknoopt met wat ik zie, wat ik ervaren heb, en wat ik heb geleerd.
Wat me eigenlijk verbaast is dat het gebeuren wanneer ik in een 'flow' zit, zich eigenlijk op een bepaalde manier zelfs onttrekt aan de taal. Waar ik tijdens mijn werk vaak spreek, vaak ook letterlijk praat tegen mezelf, woorden geef aan wat ik doe en zie; daar 'verstom' ik in de 'flow'. Taal ordent de werkelijkheid, het denken, maakt de wereld verstaanbaar. Maar in dat goede gebeuren van de flow is de taal even stil. Misschien schept taal op een zekere manier toch een vorm van afstand tot het gebeuren van de ervaring, en die afstand is in de 'flow' even weg. Een soort eenwording. Maar eigenlijk denk ik dat een dergelijke weergave niet volledig recht doet aan het gebeuren van de 'flow'. Ik weet ook niet helemaal zeker of de taal in die ervaring van vloeien echt helemaal weg is. Misschien is het eerder zo dat de taal er 'tegelijk' is met al het andere. Het heen en weer tussen denken en handelen is even weg, of gaat zo snel dat ik het verschil niet meer merk, of denken en handelen valt werkelijk samen.
Dit gebeuren, deze flow, het vloeien: dat gebeurt niet maar één keer per werk, zoals het citaat van Zandvliet lijkt te suggereren. Op verschillende 'momenten' in het werkproces kan het me overkomen. Ik kan het niet sturen of afdwingen in directe zin, maar ik kan er wel op aan sturen. Ik denk dat een voorwaarde is dat je het materiaal, het medium waar je mee werkt goed kent. Beheerst. Maar méér dan dat is een voorwaarde dat wat je doet je echt boeit. Het heeft echt je aandacht, het interesseert je echt. Je ontdekt ook. Dat is een belangrijker voorwaarde. Hoewel je misschien het medium goed kent en beheerst, toch ontdek je er opnieuw iets in. De ervaring van de handeling raakt je. Het betekent meer dan: ik weet hoe dit moet. Het heeft te maken met nog niet weten. Met vermoeden. Ontdekken. Leren. Je moet echter niet zitten te worstelen met je medium. Misschien mag je het niet echt beheersen, maar dat wat je ermee doet moet je wel 'goed af gaan'.
Behalve het medium is ook belangrijk dat mijn onderwerp me raakt, boeit, interesseert. Ik vind het belangrijk dat wat ik maak ook bepaald wordt door iets buiten mijzelf. Dat wat ik doe een zekere bepaaldheid heeft buiten wat ik weet, heb ervaren, heb geleerd. Daarom zoek ik in mijn werk altijd een referentie aan iets buiten dat werk. Iets wat er is, los van mijzelf of dat werk. Dat bepaalt mij en het werk. Maar in het gebeuren van de 'flow', valt dat allemaal weer samen. Het is altijd én én. De vorm én de inhoud. Het medium én het onderwerp. Het weten én het vermoeden.
terug naar de spiegelcitaten