Fotografie heeft ontegenzeggelijk een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de beeldende kunst. Het heeft de manier van kijken naar de werkelijkheid veranderd. Voor mij heeft fotografie deze functie gehad in mijn ontwikkeling. Het was voor mij een weg vanuit de absolute abstractie naar de figuratie, een manier om een directe referentie in mijn werk aan de wereld eromheen te maken. Daarnaast was het ook een manier voor mij om te ontsnappen aan een zo nu en dan te grote nadruk op het persoonlijke, expressieve en handschriftelijke, een gevoeligheid die hoog werd gewaardeerd in mijn Academietijd. Een manier ook om deze waarde te beproeven en te onderzoeken.
Een voordeel aan het werken met fotografisch materiaal is voor mij de onpersoonlijke tussenstap die je alvast maakt tussen de wereld of de werkelijkheid, en mijn vertaling ervan - of referentie eraan - in mijn werk. Zeker met de digitale compactcamera's (bijvoorbeeld in mobieltjes), na de grote sprong van de kleinbeeldfilm, kun je op een argeloze en ongestuurde, ongeplande manier 'beelden' vangen van de wereld, van de werkelijkheid om je (werk) heen. Je kunt bijvoorbeeld zonder door de zoeker of viewer te kijken foto's maken, waardoor je meer toevallige afbeeldingen kunt krijgen. Hierdoor openen zich nieuwe mogelijkheden. Immers, als je al je stappen sterk stuurt en plant, dan weet je eigenlijk ook al ongeveer wat je zult krijgen. Iedere mens heeft zijn eigen voorkeuren en zijn eigen gevoel voor esthetiek. Door een tussenstap te maken, bijvoorbeeld met een camera, doorbreek je je eigen gebaande en voorspelbare paden. Doorbreek je een niets-zeggende esthetiek en leer je iets nieuws.
Fotografie is een medium dat ik hanteer zoals ik andere media hanteer. Maar het is volgens mij ook een problematisch medium. Zelden is een fotografische print in mijn ogen een 'werk' te noemen. Heel vaak komt het me voor alsof niet de print, maar hetgeen zich voor de camera bevond, het eigenlijke 'werk' is/was. Fotografie blijft mijns inziens vaak bij vastleggen en documenteren - hoe bijzonder of esthetisch de uitsnede en compositie van het beeld ook mag zijn.
Het is niet zonder reden dat fotografie voor mij pas begon te leven toen ik de geënsceneerde fotografie ontdekte van bijvoorbeeld Teun Hocks. Ik noem Hocks, omdat hij niet alleen 'werk' maakte van hetgeen hij fotografeerde, maar ook van de print zelf. Hocks beschildert zijn prints, waardoor iedere afdruk ontegenzeggelijk een uniek en autonoom 'werk' wordt. Als je dat vergelijkt met de hedendaagse, digitale prints die verkocht worden in galeries, dan wordt alvast iets duidelijk van de moeilijkheid van fotografie als kunstwerk. Zo'n digitale print kan immers overal ter wereld op identieke wijze vermenigvuldigd worden, desnoods zonder tussenkomst van de kunstenaar. Kun je een dergelijke print nog een 'werk' noemen?
In de tijd dat het maken van fotografiek nog plaatsvond in een donkere kamer, met de verschillende baden, was een fotografiek meer een 'werk' te noemen. Fotografen drukten sommige delen van de fotografische afdruk door (denk aan de prints van Ed van der Elsken), en daardoor werd iedere afdruk op een subtiele manier uniek en onherhaalbaar. Het persoonlijke en momentane van de afdruk was (nog) op een (zeer) subtiele wijze gegeven. Een fotografische print was het resultaat van een 'gebeuren'. Weliswaar was dit 'werkingsgehalte' van de fotografiek subtiel, maar het was aanwezig. In de hedendaagse, digitale, fotografische prints is dit element eindelijk helemaal verdwenen. Je hebt nog slechts het gebeuren van het fotograferen, het vastleggen. Je hebt het gebeuren van de digitale bewerkingen. Maar het gebeuren van het afdrukken is er niet meer. Iedere afdruk kan zonder menselijke tussenkomst gemaakt worden, op een oneindig identieke manier. Vooral hierom is de uiteindelijke print, hetgeen verkocht en getoond wordt, geen 'werk' meer te noemen. Het eigenlijke werk, is wat zich voor de camera bevond of het afdrukken en het bewerken, maar niet de print zelf. Het werk is daarmee concept geworden, bestaat niet fysiek.
Waneer je deze gedachte zet naast een performance van William Pope.L wordt duidelijk wat er gebeurt. Het 'werk' is het gebeuren van het kruipen in Tompkins Square Park Crawl. Van dit werk, dit 'gebeuren', blijft geen fysieke inscriptie bestaan. Tenzij Pope.L het pak dat hij droeg zou tonen als 'werk'. De video die van de performance bestaat is slechts de documentatie van het werk. Een documentaire is wel een 'werk', maar is onderscheiden van een kunstwerk. Je ziet de handelingen van de maker fysiek terug in de documentaire film of video, maar de documentaire heeft een andere intentie dan een kunstwerk. Zonder deze laatste gedachte hier verder uit te willen werken, denk ik dat duidelijk wordt wat er ontbreekt in een fotografiek. De digitale bewerking laat geen fysieke sporen na in de uiteindelijke print. Hierdoor is de bewerking puur concept geworden, en niet meer fysiek terug te vinden. Het 'gebeuren' van een bewerking (welke veel minder fysiek is dan de performance) laat net als de performance geen fysieke inscriptie na. Er is slechts de digitale afbeelding in de huidige staat, die eindeloos, identiek gereproduceerd kan worden. Grafiek was overigens van oudsher al minder waard dan unieke kunstwerken.
Fotografie is hierom voor mij vooral een hulpmiddel, meer een tussenstap dan een medium waarin ik mijn uiteindelijke werk maak. Wat mij misschien wel het eerst en misschien ook wel het meest raakt in een kunstwerk, is het 'werk' dat eraan is besteed en dat ik fysiek terugzie als een inscriptie van het gebeuren, van de ervaringen van het maken. Het element tijd en aanraking in wat ik fysiek ervaar. Ik proef daarin iets wat wezenlijk existentieel is, namelijk: als mens lichaam en geest zijn. Deze niet als twee los van elkaar bestaande grootheden, laat staan dat de fysiek lager gewaardeerd wordt dan de geest; maar als twee onlosmaakbare grootheden waar ik in besta. Wars van dualisme, zoals vorm en betekenis ook niet los van elkaar verkrijgbaar zijn.
terug naar de spiegelcitaten
Een voordeel aan het werken met fotografisch materiaal is voor mij de onpersoonlijke tussenstap die je alvast maakt tussen de wereld of de werkelijkheid, en mijn vertaling ervan - of referentie eraan - in mijn werk. Zeker met de digitale compactcamera's (bijvoorbeeld in mobieltjes), na de grote sprong van de kleinbeeldfilm, kun je op een argeloze en ongestuurde, ongeplande manier 'beelden' vangen van de wereld, van de werkelijkheid om je (werk) heen. Je kunt bijvoorbeeld zonder door de zoeker of viewer te kijken foto's maken, waardoor je meer toevallige afbeeldingen kunt krijgen. Hierdoor openen zich nieuwe mogelijkheden. Immers, als je al je stappen sterk stuurt en plant, dan weet je eigenlijk ook al ongeveer wat je zult krijgen. Iedere mens heeft zijn eigen voorkeuren en zijn eigen gevoel voor esthetiek. Door een tussenstap te maken, bijvoorbeeld met een camera, doorbreek je je eigen gebaande en voorspelbare paden. Doorbreek je een niets-zeggende esthetiek en leer je iets nieuws.
Fotografie is een medium dat ik hanteer zoals ik andere media hanteer. Maar het is volgens mij ook een problematisch medium. Zelden is een fotografische print in mijn ogen een 'werk' te noemen. Heel vaak komt het me voor alsof niet de print, maar hetgeen zich voor de camera bevond, het eigenlijke 'werk' is/was. Fotografie blijft mijns inziens vaak bij vastleggen en documenteren - hoe bijzonder of esthetisch de uitsnede en compositie van het beeld ook mag zijn.
Het is niet zonder reden dat fotografie voor mij pas begon te leven toen ik de geënsceneerde fotografie ontdekte van bijvoorbeeld Teun Hocks. Ik noem Hocks, omdat hij niet alleen 'werk' maakte van hetgeen hij fotografeerde, maar ook van de print zelf. Hocks beschildert zijn prints, waardoor iedere afdruk ontegenzeggelijk een uniek en autonoom 'werk' wordt. Als je dat vergelijkt met de hedendaagse, digitale prints die verkocht worden in galeries, dan wordt alvast iets duidelijk van de moeilijkheid van fotografie als kunstwerk. Zo'n digitale print kan immers overal ter wereld op identieke wijze vermenigvuldigd worden, desnoods zonder tussenkomst van de kunstenaar. Kun je een dergelijke print nog een 'werk' noemen?
In de tijd dat het maken van fotografiek nog plaatsvond in een donkere kamer, met de verschillende baden, was een fotografiek meer een 'werk' te noemen. Fotografen drukten sommige delen van de fotografische afdruk door (denk aan de prints van Ed van der Elsken), en daardoor werd iedere afdruk op een subtiele manier uniek en onherhaalbaar. Het persoonlijke en momentane van de afdruk was (nog) op een (zeer) subtiele wijze gegeven. Een fotografische print was het resultaat van een 'gebeuren'. Weliswaar was dit 'werkingsgehalte' van de fotografiek subtiel, maar het was aanwezig. In de hedendaagse, digitale, fotografische prints is dit element eindelijk helemaal verdwenen. Je hebt nog slechts het gebeuren van het fotograferen, het vastleggen. Je hebt het gebeuren van de digitale bewerkingen. Maar het gebeuren van het afdrukken is er niet meer. Iedere afdruk kan zonder menselijke tussenkomst gemaakt worden, op een oneindig identieke manier. Vooral hierom is de uiteindelijke print, hetgeen verkocht en getoond wordt, geen 'werk' meer te noemen. Het eigenlijke werk, is wat zich voor de camera bevond of het afdrukken en het bewerken, maar niet de print zelf. Het werk is daarmee concept geworden, bestaat niet fysiek.
Waneer je deze gedachte zet naast een performance van William Pope.L wordt duidelijk wat er gebeurt. Het 'werk' is het gebeuren van het kruipen in Tompkins Square Park Crawl. Van dit werk, dit 'gebeuren', blijft geen fysieke inscriptie bestaan. Tenzij Pope.L het pak dat hij droeg zou tonen als 'werk'. De video die van de performance bestaat is slechts de documentatie van het werk. Een documentaire is wel een 'werk', maar is onderscheiden van een kunstwerk. Je ziet de handelingen van de maker fysiek terug in de documentaire film of video, maar de documentaire heeft een andere intentie dan een kunstwerk. Zonder deze laatste gedachte hier verder uit te willen werken, denk ik dat duidelijk wordt wat er ontbreekt in een fotografiek. De digitale bewerking laat geen fysieke sporen na in de uiteindelijke print. Hierdoor is de bewerking puur concept geworden, en niet meer fysiek terug te vinden. Het 'gebeuren' van een bewerking (welke veel minder fysiek is dan de performance) laat net als de performance geen fysieke inscriptie na. Er is slechts de digitale afbeelding in de huidige staat, die eindeloos, identiek gereproduceerd kan worden. Grafiek was overigens van oudsher al minder waard dan unieke kunstwerken.
Fotografie is hierom voor mij vooral een hulpmiddel, meer een tussenstap dan een medium waarin ik mijn uiteindelijke werk maak. Wat mij misschien wel het eerst en misschien ook wel het meest raakt in een kunstwerk, is het 'werk' dat eraan is besteed en dat ik fysiek terugzie als een inscriptie van het gebeuren, van de ervaringen van het maken. Het element tijd en aanraking in wat ik fysiek ervaar. Ik proef daarin iets wat wezenlijk existentieel is, namelijk: als mens lichaam en geest zijn. Deze niet als twee los van elkaar bestaande grootheden, laat staan dat de fysiek lager gewaardeerd wordt dan de geest; maar als twee onlosmaakbare grootheden waar ik in besta. Wars van dualisme, zoals vorm en betekenis ook niet los van elkaar verkrijgbaar zijn.
terug naar de spiegelcitaten