installatie #2
Dit werk maakte ik voor het Second International Videofestival in Leeuwarden in 1996. Het werk volgt op 'Installatie 1', mijn examenwerk voor de AKI, Academie voor Beeldende Kunst van Enschede.
Het werk bestond uit een gehalveerde kubus, dus drie vlakken van een kubus, welke donkerblauw waren geschilderd. In deze halfgeopende ruimte stond een tafel waarop twee monitoren tegenover elkaar geplaatst waren. De video die op de ene monitor speelde werd gereflecteerd in het scherm van de ander, en omgekeerd.
Eén video bestond uit een bewerking van 'static', 'sneeuw': de ruis die op een analoge televisie gevonden werd wanneer men afstemde tussen de televisiekanalen in. Ook het geluid van deze ruis was op de video te horen. Beide onderdelen, beeld en geluid, ondergingen een geleidelijke ontwikkeling. Een belangrijk effect in deze video was dat de 'sneeuw' op een gegeven moment leek te stollen. De beweging van de 'sneeuw' werd stroperig.
De andere video bestond uit een realtime opname van een reflectie in het raam van een kamer van een flat. Een menselijke figuur zit in deze reflectie televisie te kijken. Rechts onderin is nog juist de bovenkant van een televisiescherm te zien dat aanstaat.
Op een staande wand van de kubus was met donkerblauwe glanslak een iconisch beeld van een kaars-gloeilampje aangebracht. Op de andere wand stond op dezelfde plek een iconisch beeld van een satelietschotel. Het verschil glans-mat van het blauw maakte deze afbeeldingen zichtbaar op de blauwe ondergrond.
Een aantal kleine foto's in gele lijstjes waren onder elkaar opgehangen aan één van de staande wanden. Het waren aangetaste kleurenopnamen van een landschap met pony's in de sneeuw. Deze opnamen had ik als kind gemaakt met een kleinbeeldcameraatje dat ik van mijn grootouders had gekregen, maar ik had ze nooit laten ontwikkelen.
Aan de bovenkant van de staande wanden van de halfopen kubusvormige ruimte, waren met geel silhouetten aangebracht van een liggende figuur. Het is het type silhouet dat de recherche maakt op de plaats waar het slachtoffer werd aangetroffen op een plaats van delict. Dit silhouet komt uit 'Installatie 1', evenals de iconen van het kaarslampje en de satelietschotel. Deze waren daar in het klein aanwezig als een behangpatroon. Ook de halfgeopende kubusvormige ruimte is gebaseerd op 'Installatie 1'.
De silhouetten zag ik als sterrenbeelden.
Toen ik werd gevraagd een installatiewerk te maken voor het betreffende kunstfestival, heb ik 'beelden' gebruikt die ik voorhanden had. Ik kon doorwerken op elementen uit een eerdere installatie, en het beeld van de stollende sneeuw, de 'static' op de televisie was ontstaan in een korte film waar ik op dat moment aan werkte. Tijdens het werkproces kwamen de foto's van het sneeuwmoment uit mijn verleden, die ik toevallig had laten ontwikkelen, erbij.
Mijn werkproces verloopt vaak intuïtief. Mijn gebruik van beelden en beeldelementen is poëtisch. Ik heb geen vooropgezet plan, maar ontdek, al werkende, wat het werk doet en 'zegt'. Pas op de plaats van delict: de tentoonstellingshal waar ik het installatiewerk opbouwde, zag ik het hele werk ontstaan.
Dit betekent niet dat er geen ideeën zijn waar ik vanuit werk. Deze zijn echter niet helemaal systematisch doorgedacht. Ze blijven tijdens het werk deels gevoelsmatig, onbewust: een vermoeden. Tijdens het werkproces aan het werk zie ik pas wat het werk zegt in verschillende fasen. En daar reageer ik weer op. Het werk ontstaat.
In dit werk is de static, ruis, de 'sneeuw' op de televisie, een startpunt. De sneeuwruis vangt de televise op uit de ether. De ruis bestaat uit stralingen radio- en lichtgolven, die zich in de ether bevinden. In de chaos van de 'sneeuw' ontstaat in je bewustzijn soms plotseling orde. Je ziet dan patronen van sneeuwvlekken verschijnen in de chaos van krioelende vlekjes, welke meteen beginnen te schuiven en te glijden. Je kunt dit patroon niet fixeren. Je kunt het ook niet bewust opzoeken. Je bewustzijn ziet het ineens, onbedoeld.
Dit gegeven heb ik gecombineerd met het televisiekijken zelf. Het ontvangen van beeld. Communicatie, eigenlijk eenzijdige communicatie. Zender-ontvanger. In de static ontvangt de televisiekijker chaos, waarin zijn bewustzijn soms onbedoeld orde schept in de vorm van verglijdende patronen.
In dat televisiekijken is het element tijd aanwezig. Tijd die verglijdt in bewegingloosheid. Het 'stollen' van de sneeuw komt daar vandaan. Gevoelsmatig is het een beeld van eenzaamheid en richtingloosheid. Ongeordendheid van je bestaan. Betekenisloosheid. Dat is ook chaos. De chaos van de sneeuw op de tv. Het beeld van het slachtoffer-silhouet brengt daarbij de connotatie van eindigheid in. Het stollen van de tijd.
De eenzame figuur in een kamer van een flat is deels biografisch. Het alledaagse ervan komt terug in de keukentafel. Maar ook in het televisiekijken en de foto's van het sneeuwlandschap. Ik denk dat deze eenzaamheid gaat over de existentiële eenzaamheid van het individu. De kunstmatigheid van de televisie- of de tegenwoordige internet-communicatie komt tevoorschijn in dat kaarslampje. Het kaarsje dat geen echte warmte kan geven. De satelietschotel gaat ook over communicatie, het opvangen van signalen, het zoeken van verbinding. Tegenover de chaos staat de orde. Relaties zijn een structuur die mensen met elkaar aangaan. In de relatie krijgt een leven betekenis. De chaos verlangt naar de orde van structuren die verbinding leggen.
Zo schrijvende, zou ik zeggen dat de centrale ideeën voor dit werk cirkelden om de tegenstelling chaos en orde, verbinding en communicatie, en eenzaamheid.
Het werk bestond uit een gehalveerde kubus, dus drie vlakken van een kubus, welke donkerblauw waren geschilderd. In deze halfgeopende ruimte stond een tafel waarop twee monitoren tegenover elkaar geplaatst waren. De video die op de ene monitor speelde werd gereflecteerd in het scherm van de ander, en omgekeerd.
Eén video bestond uit een bewerking van 'static', 'sneeuw': de ruis die op een analoge televisie gevonden werd wanneer men afstemde tussen de televisiekanalen in. Ook het geluid van deze ruis was op de video te horen. Beide onderdelen, beeld en geluid, ondergingen een geleidelijke ontwikkeling. Een belangrijk effect in deze video was dat de 'sneeuw' op een gegeven moment leek te stollen. De beweging van de 'sneeuw' werd stroperig.
De andere video bestond uit een realtime opname van een reflectie in het raam van een kamer van een flat. Een menselijke figuur zit in deze reflectie televisie te kijken. Rechts onderin is nog juist de bovenkant van een televisiescherm te zien dat aanstaat.
Op een staande wand van de kubus was met donkerblauwe glanslak een iconisch beeld van een kaars-gloeilampje aangebracht. Op de andere wand stond op dezelfde plek een iconisch beeld van een satelietschotel. Het verschil glans-mat van het blauw maakte deze afbeeldingen zichtbaar op de blauwe ondergrond.
Een aantal kleine foto's in gele lijstjes waren onder elkaar opgehangen aan één van de staande wanden. Het waren aangetaste kleurenopnamen van een landschap met pony's in de sneeuw. Deze opnamen had ik als kind gemaakt met een kleinbeeldcameraatje dat ik van mijn grootouders had gekregen, maar ik had ze nooit laten ontwikkelen.
Aan de bovenkant van de staande wanden van de halfopen kubusvormige ruimte, waren met geel silhouetten aangebracht van een liggende figuur. Het is het type silhouet dat de recherche maakt op de plaats waar het slachtoffer werd aangetroffen op een plaats van delict. Dit silhouet komt uit 'Installatie 1', evenals de iconen van het kaarslampje en de satelietschotel. Deze waren daar in het klein aanwezig als een behangpatroon. Ook de halfgeopende kubusvormige ruimte is gebaseerd op 'Installatie 1'.
De silhouetten zag ik als sterrenbeelden.
Toen ik werd gevraagd een installatiewerk te maken voor het betreffende kunstfestival, heb ik 'beelden' gebruikt die ik voorhanden had. Ik kon doorwerken op elementen uit een eerdere installatie, en het beeld van de stollende sneeuw, de 'static' op de televisie was ontstaan in een korte film waar ik op dat moment aan werkte. Tijdens het werkproces kwamen de foto's van het sneeuwmoment uit mijn verleden, die ik toevallig had laten ontwikkelen, erbij.
Mijn werkproces verloopt vaak intuïtief. Mijn gebruik van beelden en beeldelementen is poëtisch. Ik heb geen vooropgezet plan, maar ontdek, al werkende, wat het werk doet en 'zegt'. Pas op de plaats van delict: de tentoonstellingshal waar ik het installatiewerk opbouwde, zag ik het hele werk ontstaan.
Dit betekent niet dat er geen ideeën zijn waar ik vanuit werk. Deze zijn echter niet helemaal systematisch doorgedacht. Ze blijven tijdens het werk deels gevoelsmatig, onbewust: een vermoeden. Tijdens het werkproces aan het werk zie ik pas wat het werk zegt in verschillende fasen. En daar reageer ik weer op. Het werk ontstaat.
In dit werk is de static, ruis, de 'sneeuw' op de televisie, een startpunt. De sneeuwruis vangt de televise op uit de ether. De ruis bestaat uit stralingen radio- en lichtgolven, die zich in de ether bevinden. In de chaos van de 'sneeuw' ontstaat in je bewustzijn soms plotseling orde. Je ziet dan patronen van sneeuwvlekken verschijnen in de chaos van krioelende vlekjes, welke meteen beginnen te schuiven en te glijden. Je kunt dit patroon niet fixeren. Je kunt het ook niet bewust opzoeken. Je bewustzijn ziet het ineens, onbedoeld.
Dit gegeven heb ik gecombineerd met het televisiekijken zelf. Het ontvangen van beeld. Communicatie, eigenlijk eenzijdige communicatie. Zender-ontvanger. In de static ontvangt de televisiekijker chaos, waarin zijn bewustzijn soms onbedoeld orde schept in de vorm van verglijdende patronen.
In dat televisiekijken is het element tijd aanwezig. Tijd die verglijdt in bewegingloosheid. Het 'stollen' van de sneeuw komt daar vandaan. Gevoelsmatig is het een beeld van eenzaamheid en richtingloosheid. Ongeordendheid van je bestaan. Betekenisloosheid. Dat is ook chaos. De chaos van de sneeuw op de tv. Het beeld van het slachtoffer-silhouet brengt daarbij de connotatie van eindigheid in. Het stollen van de tijd.
De eenzame figuur in een kamer van een flat is deels biografisch. Het alledaagse ervan komt terug in de keukentafel. Maar ook in het televisiekijken en de foto's van het sneeuwlandschap. Ik denk dat deze eenzaamheid gaat over de existentiële eenzaamheid van het individu. De kunstmatigheid van de televisie- of de tegenwoordige internet-communicatie komt tevoorschijn in dat kaarslampje. Het kaarsje dat geen echte warmte kan geven. De satelietschotel gaat ook over communicatie, het opvangen van signalen, het zoeken van verbinding. Tegenover de chaos staat de orde. Relaties zijn een structuur die mensen met elkaar aangaan. In de relatie krijgt een leven betekenis. De chaos verlangt naar de orde van structuren die verbinding leggen.
Zo schrijvende, zou ik zeggen dat de centrale ideeën voor dit werk cirkelden om de tegenstelling chaos en orde, verbinding en communicatie, en eenzaamheid.