Hortus Conclusus 't Janboersmeulentien 1
Dit werk ontstond tijdens de werkzaamheden aan het landschapsproject met sociale sculptuur. Al bij het maken van het projectplan daarvan stuitte ik op een gedicht van de Spaanse auteur Antonio Machado uit het begin van de twintigste eeuw: “Cantares y Proverbios”, in een samenstelling en vertaling van Tjeerd de Boer en Kathleen Ferrier. Hieruit nam ik de eerste twee regels:
Reiziger,
er is geen weg
Het gedicht van Machado gaat over de weg die we als mensen gaan moeten door het bestaan. Er zijn geen regels, er is geen routebeschrijving, je hebt geen garanties en de sporen die je nalaat vervagen als een schuimspoor op zee. Het gedicht heeft ook een autobiografische toets, omdat Machado verwijst naar zichzelf, de dichter in ballingschap in een naburig land. Het gedicht pastte zo precies op het project van het historische laantje dat buiten gebruik werd gesteld en overgroeid raakte, dat ik het opnam in mijn projectplan.
Het laantje is een letterlijke weg, en tegelijk staat het voor mij en mijn dorpsgenoten uit mijn geboortedorp, voor veel meer dan alleen een stukje infrastructuur. Het is een weggetje dat verweven is met onze jeugd, ons opgroeien en ons leven daar. Over dat weggetje liep je langs de monumentale boerderij, tussen de weilanden door naar het natuurgebied van de Lindevallei. Die landschapsbeleving; het leven dat je er vond in de sloten, de boswallen en op de velden; het 'buiten' zijn en komen; het dorp dat plots ver achter je, achter de weilanden en boswallen roodbruin en oranje oprees; over dat laantje het dorp verlaten en even alleen kunnen zijn; het overgaan van bebouwing, via cultuurgronden naar natuur. Het laantje is een tastbaar spoor van eeuwenlang gebruik en gedeelde en persoonlijke betekenissen.
De eerste twee regels spiegelde ik, waardoor de zin als een soort palindroom van beide kanten af gelezen kan worden, waarbij het begrip 'weg' als de spil fungeert: reiziger er is geen - weg - geen is er reiziger. Dit past bij hoe het laantje van twee zijden af gelopen kan worden. Door de woorden als begrippen los van elkaar tegen te komen, maar op volgorde van de lijn van het pad, krijgt ieder begrip een zelfstandige nadruk. Het 'er', en het 'is', enzovoort. Ieder woord een begrip om even autonoom te 'zien', bij 'stil te staan', maar niettemin in die lineaire opeenvolging, waardoor de woorden tegelijk in de syntax staan van de zin. De 'zin' van ieder woord als begrip en als 'beeld', en de 'zin' van de woorden in de ordening als zin, die oploopt tot het midden (waardoor het laantje zelf een 'midden' krijgt, en zo een Hortus Conclusus wordt) en dan omgekeerd eindigt waar hij begon. Het midden, is het begrip 'weg', dat verwijst naar zichzelf, en er dus 'niet is', en tegelijk verwijst naar het laantje als een weg om ergens te komen en naar de weg in overdrachtelijke zin: een geschiedenis - de weg die een gemeenschap of iemand gaat door het bestaan. Vanwege deze laatste betekenissen heb ik het begrip 'reiziger' dan ook niet weggelaten, maar bewust meegenomen.
Reiziger,
er is geen weg
Het gedicht van Machado gaat over de weg die we als mensen gaan moeten door het bestaan. Er zijn geen regels, er is geen routebeschrijving, je hebt geen garanties en de sporen die je nalaat vervagen als een schuimspoor op zee. Het gedicht heeft ook een autobiografische toets, omdat Machado verwijst naar zichzelf, de dichter in ballingschap in een naburig land. Het gedicht pastte zo precies op het project van het historische laantje dat buiten gebruik werd gesteld en overgroeid raakte, dat ik het opnam in mijn projectplan.
Het laantje is een letterlijke weg, en tegelijk staat het voor mij en mijn dorpsgenoten uit mijn geboortedorp, voor veel meer dan alleen een stukje infrastructuur. Het is een weggetje dat verweven is met onze jeugd, ons opgroeien en ons leven daar. Over dat weggetje liep je langs de monumentale boerderij, tussen de weilanden door naar het natuurgebied van de Lindevallei. Die landschapsbeleving; het leven dat je er vond in de sloten, de boswallen en op de velden; het 'buiten' zijn en komen; het dorp dat plots ver achter je, achter de weilanden en boswallen roodbruin en oranje oprees; over dat laantje het dorp verlaten en even alleen kunnen zijn; het overgaan van bebouwing, via cultuurgronden naar natuur. Het laantje is een tastbaar spoor van eeuwenlang gebruik en gedeelde en persoonlijke betekenissen.
De eerste twee regels spiegelde ik, waardoor de zin als een soort palindroom van beide kanten af gelezen kan worden, waarbij het begrip 'weg' als de spil fungeert: reiziger er is geen - weg - geen is er reiziger. Dit past bij hoe het laantje van twee zijden af gelopen kan worden. Door de woorden als begrippen los van elkaar tegen te komen, maar op volgorde van de lijn van het pad, krijgt ieder begrip een zelfstandige nadruk. Het 'er', en het 'is', enzovoort. Ieder woord een begrip om even autonoom te 'zien', bij 'stil te staan', maar niettemin in die lineaire opeenvolging, waardoor de woorden tegelijk in de syntax staan van de zin. De 'zin' van ieder woord als begrip en als 'beeld', en de 'zin' van de woorden in de ordening als zin, die oploopt tot het midden (waardoor het laantje zelf een 'midden' krijgt, en zo een Hortus Conclusus wordt) en dan omgekeerd eindigt waar hij begon. Het midden, is het begrip 'weg', dat verwijst naar zichzelf, en er dus 'niet is', en tegelijk verwijst naar het laantje als een weg om ergens te komen en naar de weg in overdrachtelijke zin: een geschiedenis - de weg die een gemeenschap of iemand gaat door het bestaan. Vanwege deze laatste betekenissen heb ik het begrip 'reiziger' dan ook niet weggelaten, maar bewust meegenomen.