het zelfportret uit 2014
De 'geest' en het 'lichaam' zijn niet van elkaar te scheiden. Het lichaam heeft geestelijke dimensies en de geest is lichamelijk in ons menselijke wezen, in ons als 'rationele dieren'. Het is moeilijk voor te stellen dat je geest bestaat zonder je lichaam, of omgekeerd. We weten dat een beschadiging aan de hersenen een fundamentele verandering in karakter kan betekenen, of een onvermogen in het denken of begrijpen teweeg kan brengen. En het schijnt zo te zijn dat de samenstelling van de darmflora aanleiding kan geven tot depressieve gedachten en emoties. Met deze onontkoombare eenheid van lichaam en geest zijn ook het waarnemen en het begrijpen niet van elkaar te scheiden.
In de portretkunst ontbreekt de natuurlijke waarneming van tijd en ruimte, zonder deze dimensies van elkaar te scheiden. Ik bedoel daarmee dit: we zien de geportretteerde persoon in één beeld, zonder dat dit 'verloopt' en 'ontwikkelt' in de tijd. In een fotografisch portret is één moment vastgelegd. In een schilder- of tekenkunstig portret zijn verschillende momenten van het waarnemen en ervaren door de maker, vastgelegd en deze worden aan de beschouwer - in één keer - gepresenteerd in een twee-dimensionaal vlak. De geportretteerde wordt present gesteld zonder dat deze presentatie in de tijd nog veranderd. Op ieder willekeurig moment kunnen we naar het portret terugkeren en precies hetzelfde opnieuw waarnemen en opnieuw ervaren.
De ruimtelijkheid van de geportretteerde is teruggebracht tot de dimensies van het vlak. De ruimtelijkheid van de geportretteerde kan daar illusionistisch worden weergegeven. In kubistische portretten zijn verschillende aanzichten gecombineerd in één en hetzelfde beeld. Toch blijft het samenstelsel van aanzichten zich gefixeerd tonen als verschillende momenten in de waarneming en de ervaring door de maker, gepresenteerd zonder ontwikkeling en samenhang. Het 'prisma' van de ruimtelijkheid wordt tegelijkertijd getoond in afzonderlijke momenten, die tegelijkertijd naast elkaar (be)staan. De ruimtelijkheid is versplinterd in het twee-dimensionale beeld.
In het werk van Alberto Giacometti heeft deze diens waarneming en ervaring van de geportretteerde gedurende de periode van het model zitten, gefixeerd in lagen van tekenhandelingen: lijnen die bij iedere waarneming op en over de vorige lijnen zijn gezet. Er ontstaat een conglomeraat van fixaties van waarnemingen. Het bestaan van de geportretteerde verschijnt door het 'gordijn' van alle fixaties heen. De tijd is versplinterd en vervolgens op en over elkaar gelegd, en daardoorheen schijnt het 'zijn' van de geportretteerde gedurende de tijd van waarnemen en vastleggen. Giacometti doet bewust geen poging deze verschillende momenten met elkaar te verzoenen in één samenhangend beeld. Hij kiest niet, maar laat alle waarnemingen en handelingen over en in elkaar bestaan.
In een sculpturaal werk zijn evenzo verschillende momenten van het waarnemen en ervaren door de maker, vastgelegd. En ook hier worden deze aan de beschouwer - in één keer - gepresenteerd, maar met de toevoeging van de derde dimensie: de ruimtelijkheid. Diverse waarnemingen van de geportretteerde worden in één moment present gesteld, en dat moment smeert de beschouwer uit in diens 'momenten' van beschouwing. De beschouwing is eigenlijk geen stapeling van losse momenten, maar een stromende ervaring, over/in een verloop van natuurlijke tijd. Het portret verandert echter niet in een natuurlijk tijdsverloop: het blijft gefixeerd in de tijd.
In dit zelfportret wilde ik de ervaring van het kunstzinnige genre van het (zelf)portret door het gebruik van een time-based medium dichter brengen naar de natuurlijke ervaring van een persoon 'in de wereld', en toch de persoon blijven 'vastleggen', fixeren, in de tijd, om diens 'zijn' in een zekere periode van zijn bestaan te bewaren, te manifesteren en te (re)presenteren. Die fixatie is immers ook de kunstzinnige arbeid, dat het gemaakte losmaakt van de maker en de tijd en plaats waarin het werd gemaakt, zodat het autonoom kan 'spreken' in alle tijden en plaatsen. Het werk moest dus een portret zijn en blijven, zoals dit is ontstaan als kunstzinnig genre, maar tegelijk het natuurlijke en lichamelijke zijn en begrijpen van een persoon in de wereld dichterbij brengen. Dit portret moest de ruimte niet versplinteren in losse momenten zoals in een kubistisch portret. En ook wilde ik de tijd niet verhullen achter een gordijn van fixaties die over en op elkaar liggen, zoals Giacometti heeft laten zien.
We zijn als mensen immers lichamen in een fysieke wereld, we 'zijn' in tijd en ruimte. We zijn daarin anders voor onszelf dan de levenloze objecten waarmee we de ruimte delen en de levenloze ruimten die ons omringen. Anderen zijn voor ons ook anders 'in de wereld' dan levenloze 'zijnden'. Ook anders dan onszelf. Maar dit laatste 'anders' zijn, is een 'zijn' dat onszelf spiegelt en dat dus dicht bij ons eigen zijn komt. Er zijn er die zeggen dat we onszelf vinden en worden in relatie tot anderen. Met andere woorden: de ruimte die wij ervaren en innemen is geladen met betekenis in relatie tot onszelf en tot elkaar.
Als we elkaar ontmoeten dan is de ervaring van de ander er niet in één keer. Eigenlijk zijn er ook geen momenten, omdat de tijd stroomt. Er is geen heden, omdat dit alweer overvloeit in het heden dat daarop volgt in een eindeloze stroom. De ruimte die de ander inneemt nemen we waar terwijl we zelf in diezelfde ruimte (be)staan. Door de bewegingen in de tijd en de ruimte leren we de ander kennen. De waarneming van de ander is nooit af. We zien de ander vanuit verschillende hoeken, terwijl deze beweegt in de tijd en de ruimte. We nemen de ander waar, maar ons waarnemen wordt vorm gegeven door onze aandacht. We nemen details waar, maar ook het geheel. De aandacht 'springt'.
Door het gebruik van een time-based medium kon ik in dit werk de ruimtelijkheid van de geportretteerde vangen in tijd. De aanzichten heb ik niet tegelijk naast elkaar of achter elkaar getoond, maar door elkaar en in elkaar overvloeiend zonder de chronologie als structuurprincipe te gebruiken. Het portret blijft een stapeling van fixaties van waarnemingen, maar iedere fixatie bestaat uit verglijdende tijd. Er is niet één fixatie, en iedere fixatie is een eigen ontwikkeling in de tijd. Daarmee komt het bestaan in de tijd op een andere manier tot uitdrukking dan in andere portretten, en nadert het tot het natuurlijke en lichamelijke waarnemen. Het zelfportret is geen portret dat in één keer tot je komt en waarnaar je gemakkelijk steeds weer terug kunt keren zonder dat het veranderd is. Het is zo gemaakt dat het zich onttrekt aan beeldvorming (van de geportretteerde) in één keer. Zoals 'in real life'.
Het bestaan in de ruimte, de ruimtelijkheid, heb ik zichtbaar gemaakt in de verschillende aanzichten die in elkaar overvloeien en waarnaar ik steeds terugkeer in verschillende volgorden en voor verschillende duren. Het bestaan in de ruimte komt hierdoor op een andere manier dan in andere portretten dichterbij de natuurlijke waarneming van personen. Doordat het gaat om opnamen, fixaties van tijdspannen, blijft het bewarende element van het werk bestaan. Het kunstzinnige moment van fixatie, waardoor het werk autonoom wordt van de maker in de tijd en de ruimte, blijft aanwezig in de uiteindelijke montage. Het is en blijft een portret, een werk, het nadert de natuurlijke waarneming en ervaring, maar valt er niet mee samen.
De aandacht, die de waarneming stuurt, wordt bewust doorkruist door enkele opnamen van details die erin zijn gemonteerd. Waar de aanzichten steeds eenzelfde plaatsing in het beeld hebben, komen de details enkele malen, opeens, anders in beeld. Met deze bewuste 'fout' hoop ik de beschouwer bewust te maken van de aandacht die ons waarnemen stuurt in ons begrijpen van wat we zien. De beschouwer doet dit al op natuurlijke wijze, maar onbewust. Het is natuurlijk dat we bij wijze van spreken af en toe met de aandacht 'inzoomen' op details als we een ander ontmoeten of leren kennen. Eigenlijk gebeurt dit op ieder moment dat we de wereld waarnemen. Door de schok van de details wordt de verwachting doorbroken. De aandacht wordt opnieuw bepaald en bewust gemaakt.
In de portretkunst ontbreekt de natuurlijke waarneming van tijd en ruimte, zonder deze dimensies van elkaar te scheiden. Ik bedoel daarmee dit: we zien de geportretteerde persoon in één beeld, zonder dat dit 'verloopt' en 'ontwikkelt' in de tijd. In een fotografisch portret is één moment vastgelegd. In een schilder- of tekenkunstig portret zijn verschillende momenten van het waarnemen en ervaren door de maker, vastgelegd en deze worden aan de beschouwer - in één keer - gepresenteerd in een twee-dimensionaal vlak. De geportretteerde wordt present gesteld zonder dat deze presentatie in de tijd nog veranderd. Op ieder willekeurig moment kunnen we naar het portret terugkeren en precies hetzelfde opnieuw waarnemen en opnieuw ervaren.
De ruimtelijkheid van de geportretteerde is teruggebracht tot de dimensies van het vlak. De ruimtelijkheid van de geportretteerde kan daar illusionistisch worden weergegeven. In kubistische portretten zijn verschillende aanzichten gecombineerd in één en hetzelfde beeld. Toch blijft het samenstelsel van aanzichten zich gefixeerd tonen als verschillende momenten in de waarneming en de ervaring door de maker, gepresenteerd zonder ontwikkeling en samenhang. Het 'prisma' van de ruimtelijkheid wordt tegelijkertijd getoond in afzonderlijke momenten, die tegelijkertijd naast elkaar (be)staan. De ruimtelijkheid is versplinterd in het twee-dimensionale beeld.
In het werk van Alberto Giacometti heeft deze diens waarneming en ervaring van de geportretteerde gedurende de periode van het model zitten, gefixeerd in lagen van tekenhandelingen: lijnen die bij iedere waarneming op en over de vorige lijnen zijn gezet. Er ontstaat een conglomeraat van fixaties van waarnemingen. Het bestaan van de geportretteerde verschijnt door het 'gordijn' van alle fixaties heen. De tijd is versplinterd en vervolgens op en over elkaar gelegd, en daardoorheen schijnt het 'zijn' van de geportretteerde gedurende de tijd van waarnemen en vastleggen. Giacometti doet bewust geen poging deze verschillende momenten met elkaar te verzoenen in één samenhangend beeld. Hij kiest niet, maar laat alle waarnemingen en handelingen over en in elkaar bestaan.
In een sculpturaal werk zijn evenzo verschillende momenten van het waarnemen en ervaren door de maker, vastgelegd. En ook hier worden deze aan de beschouwer - in één keer - gepresenteerd, maar met de toevoeging van de derde dimensie: de ruimtelijkheid. Diverse waarnemingen van de geportretteerde worden in één moment present gesteld, en dat moment smeert de beschouwer uit in diens 'momenten' van beschouwing. De beschouwing is eigenlijk geen stapeling van losse momenten, maar een stromende ervaring, over/in een verloop van natuurlijke tijd. Het portret verandert echter niet in een natuurlijk tijdsverloop: het blijft gefixeerd in de tijd.
In dit zelfportret wilde ik de ervaring van het kunstzinnige genre van het (zelf)portret door het gebruik van een time-based medium dichter brengen naar de natuurlijke ervaring van een persoon 'in de wereld', en toch de persoon blijven 'vastleggen', fixeren, in de tijd, om diens 'zijn' in een zekere periode van zijn bestaan te bewaren, te manifesteren en te (re)presenteren. Die fixatie is immers ook de kunstzinnige arbeid, dat het gemaakte losmaakt van de maker en de tijd en plaats waarin het werd gemaakt, zodat het autonoom kan 'spreken' in alle tijden en plaatsen. Het werk moest dus een portret zijn en blijven, zoals dit is ontstaan als kunstzinnig genre, maar tegelijk het natuurlijke en lichamelijke zijn en begrijpen van een persoon in de wereld dichterbij brengen. Dit portret moest de ruimte niet versplinteren in losse momenten zoals in een kubistisch portret. En ook wilde ik de tijd niet verhullen achter een gordijn van fixaties die over en op elkaar liggen, zoals Giacometti heeft laten zien.
We zijn als mensen immers lichamen in een fysieke wereld, we 'zijn' in tijd en ruimte. We zijn daarin anders voor onszelf dan de levenloze objecten waarmee we de ruimte delen en de levenloze ruimten die ons omringen. Anderen zijn voor ons ook anders 'in de wereld' dan levenloze 'zijnden'. Ook anders dan onszelf. Maar dit laatste 'anders' zijn, is een 'zijn' dat onszelf spiegelt en dat dus dicht bij ons eigen zijn komt. Er zijn er die zeggen dat we onszelf vinden en worden in relatie tot anderen. Met andere woorden: de ruimte die wij ervaren en innemen is geladen met betekenis in relatie tot onszelf en tot elkaar.
Als we elkaar ontmoeten dan is de ervaring van de ander er niet in één keer. Eigenlijk zijn er ook geen momenten, omdat de tijd stroomt. Er is geen heden, omdat dit alweer overvloeit in het heden dat daarop volgt in een eindeloze stroom. De ruimte die de ander inneemt nemen we waar terwijl we zelf in diezelfde ruimte (be)staan. Door de bewegingen in de tijd en de ruimte leren we de ander kennen. De waarneming van de ander is nooit af. We zien de ander vanuit verschillende hoeken, terwijl deze beweegt in de tijd en de ruimte. We nemen de ander waar, maar ons waarnemen wordt vorm gegeven door onze aandacht. We nemen details waar, maar ook het geheel. De aandacht 'springt'.
Door het gebruik van een time-based medium kon ik in dit werk de ruimtelijkheid van de geportretteerde vangen in tijd. De aanzichten heb ik niet tegelijk naast elkaar of achter elkaar getoond, maar door elkaar en in elkaar overvloeiend zonder de chronologie als structuurprincipe te gebruiken. Het portret blijft een stapeling van fixaties van waarnemingen, maar iedere fixatie bestaat uit verglijdende tijd. Er is niet één fixatie, en iedere fixatie is een eigen ontwikkeling in de tijd. Daarmee komt het bestaan in de tijd op een andere manier tot uitdrukking dan in andere portretten, en nadert het tot het natuurlijke en lichamelijke waarnemen. Het zelfportret is geen portret dat in één keer tot je komt en waarnaar je gemakkelijk steeds weer terug kunt keren zonder dat het veranderd is. Het is zo gemaakt dat het zich onttrekt aan beeldvorming (van de geportretteerde) in één keer. Zoals 'in real life'.
Het bestaan in de ruimte, de ruimtelijkheid, heb ik zichtbaar gemaakt in de verschillende aanzichten die in elkaar overvloeien en waarnaar ik steeds terugkeer in verschillende volgorden en voor verschillende duren. Het bestaan in de ruimte komt hierdoor op een andere manier dan in andere portretten dichterbij de natuurlijke waarneming van personen. Doordat het gaat om opnamen, fixaties van tijdspannen, blijft het bewarende element van het werk bestaan. Het kunstzinnige moment van fixatie, waardoor het werk autonoom wordt van de maker in de tijd en de ruimte, blijft aanwezig in de uiteindelijke montage. Het is en blijft een portret, een werk, het nadert de natuurlijke waarneming en ervaring, maar valt er niet mee samen.
De aandacht, die de waarneming stuurt, wordt bewust doorkruist door enkele opnamen van details die erin zijn gemonteerd. Waar de aanzichten steeds eenzelfde plaatsing in het beeld hebben, komen de details enkele malen, opeens, anders in beeld. Met deze bewuste 'fout' hoop ik de beschouwer bewust te maken van de aandacht die ons waarnemen stuurt in ons begrijpen van wat we zien. De beschouwer doet dit al op natuurlijke wijze, maar onbewust. Het is natuurlijk dat we bij wijze van spreken af en toe met de aandacht 'inzoomen' op details als we een ander ontmoeten of leren kennen. Eigenlijk gebeurt dit op ieder moment dat we de wereld waarnemen. Door de schok van de details wordt de verwachting doorbroken. De aandacht wordt opnieuw bepaald en bewust gemaakt.