Florian & Michael Quistrebert - In Stripes II 2013
Het werk wordt getoond in een donkere ruimte van De Hallen in Haarlem (Superficial Hygiene 2014). In de ruimte, die een oude, houten vloer en oude, houten gebinten heeft, zijn ook een aantal sculpturen van Anne de Vries opgesteld (Trails rising, trance tracks 2012). Het videowerk In Stripes wordt beeldvullend geprojecteerd op een grote, witte wand, die los in de ruimte - wat meer naar achteren - staat opgesteld. Het werk trekt door de lichtsterkte, en door de beweging die in het werk zit, het meest de aandacht. Om het te bereiken moet je tussen de sculpturen van De Vries doorlopen. Zolang er een afstand bestaat naar de projectie, is het mogelijk je aandacht op de sculpturen te richten.
Op het moment dat je het werk, de projectie, nadert, gebeurt er iets. De projectiewand is (geschat) ruim twee meter hoog en bijna vier meter breed. Je moet wel iets opzij van de projectie gaan staan, om te voorkomen dat je eigen silhouet in het beeld verschijnt. Het werk blijkt nu te biologeren, te hypnotiseren. Er verschijnt een diepte in de twee-dimensionale projectie, die vervloeit en verschuift. Patronen ontstaan en evolueren. Je wordt een beetje 'duizelig', maar dat gevoel verdwijnt. De gestage beweging en evolutie van de patronen brengt je denken tot stilstand en je 'vergeet' even waar je bent.
Het werk herinnert aan 'static' ofwel 'white noise'; de 'sneeuw' die vroeger op de analoge televisie verscheen wanneer je tussen de kanalen afstemde. Het was de ruis die in de ether aanwezig is die zichtbaar werd in de static. Ik geloof dat er zelfs stralingen uit de ruimte in de ruis zichtbaar worden. Deze static op de tv ging gepaard met 'white noise' als geluid: een eveneens gestaag geruis. In dit werk van de broers Quistrebert is geen geluid aanwezig. Wanneer je naar de static op de tv keek, begon je bewustzijn als vanzelf orde te zoeken in de chaos van de door elkaar krioelende witte vlekjes. Tot je verrassing bleek die te vinden, zonder dat je er bewust naar zocht. Je bewustzijn vond plotseling een orderlijk patroon in de bewegende vlekken, maar kon dit patroon niet vasthouden. Het patroon begint - gelijk op het moment dat je het 'ziet', te verschuiven. In een soort achtbaanachtige beweging zag je in de static patronen verschuiven en vervloeien. Oprijzen en verzinken in de chaos van sneeuw. Dit gaf een vergelijkbaar 'hypnotiserend' gevoel als het zien van dit werk van de broers Quistrebert. Net als de static van de analoge tv is het werk van de Quistreberts zwart/wit.
Er is nog een belangrijk verschil tussen de static van de analoge tv en dit werk, behalve het ontbreken van de white-noise als geluid. De patronen die verschijnen en verzinken in het werk worden niet door je bewustzijn gecreëerd. De patronen zijn werkelijk aanwezig in het werk. Dat ze te fotograferen zijn bewijst dat. In het werk zijn de patronen die je ziet dus geen schepping van je bewustzijn, maar de schepping van de maker.
Er lijkt in de onafgebroken beweging van de patronen die verglijden en verzinken, en weer oprijzen, geen aanwijsbare structuur aanwezig. Het zou goed kunnen dat werk 'random' patronen en bewegingen genereert, en dat de patronen en de bewegingen dus nooit hetzelfde zijn. Ik kan niet beoordelen of dit werkelijk het geval is, maar de indruk die het wekt is wel deze. In dat eindeloze herhalen van ontstaan en verglijden lijkt het werk wel weer op wat je bewustzijn deed met de static van de analoge televisie.
De belangrijkste inhouden van het werk zou ik willen benoemen als het 'random' ontstaan en verglijden van de patronen in de chaos van de static, en het 'hypnotiserende' effect van het werk. Daarbij is de connotatie van static, ruis tussen kanalen op een analoge televisie, relevant.
Orde en chaos zijn twee polen waartussen we als mens ons bevinden. Deze twee polen zijn niet zonder betekenis. Er hangt aan beide een duidelijke waardering. Wanneer we het hebben over orde, dan heeft dat doorgaans een positieve connotatie. Orde geeft houvast. Orde geeft grip op de omgeving. Orde geeft rust. Ons bewustzijn schept orde in de chaos van alle indrukken die elk moment onze zintuigen bombarderen. Dat bewijst de ervaring van het ontdekken van patronen in de static op de analoge televisie. Misschien is de behoefte aan (een zekere mate) van orde wel een diepmenselijke behoefte. Het schijnt dat terroristen als de Rote Armee Fraktion, hun gevangen letterlijk gek maakten door hen 24-7 bloot te stellen aan white-noise en fel licht in een witte ruimte. De gevangenen verliezen ieder grip op hun omgeving, hun werkelijkheid, en verloren daardoor iedere 'zin' om te blijven leven. Het ritme van de dag en nacht, de indeling van de tijd, dat alles ordent onze werkelijkheid. De orde maakt de werkelijkheid toegankelijk voor het denken, de rede. Orde maakt het mogelijk dingen met elkaar te vergelijken, en systematisch (orderlijk) te doordenken.
Chaos is het tegenover van de orde. In de geschiedenis heeft chaos meestal een negatieve waardering gekregen. De scheppingsdaad van het universum is wel beschreven als het ordenen van chaos. Het kwade werd door gnostici sinds de tweede eeuw wel beschreven als de chaos die de geest gevangen had genomen. Een boze godheid, de demiurg, zou daarvoor verantwoordelijk zijn. De goede godheid daarentegen was pure geest. Het dualisme van geest-vlees of geest-materie, was het principe van de gnostici om de werkelijkheid te verstaan. Geest, als het ordenende principe in de schepping. Chaos als vernietiging.
Tegenwoordig hoor je wel spreken over de rol van het toeval in de evolutie van de het heelal, en met name in het ontstaan van de aarde en haar levensvormen. Misschien zou je kunnen betogen dat met het introduceren van het toeval de werkelijkheid een stuk minder geordend aan ons voorkomt. Het geloof in de orde van een schepping zijn we daarmee, gedeeltelijk, voorbij. Toeval ontrekt zich gedeeltelijk aan de ordening van oorzaak en gevolg. Je zou kunnen zeggen dat de werkelijkheid ons een stukje ontglipt. De werkelijkheid is met de rol die het toeval erin speelt, minder doelgericht geworden. De wereld is als realiteit minstens deels toevallig. Minstens deels ongericht, ongeordend. Toeval impliceert dat de wereld ook anders had kunnen zijn. In contrast met een wellicht overgestructureerd recent verleden en een bijbehorend wereldbeeld, kan iets meer chaos ineens bevrijdend voelen. Met het omarmen van toeval in de evolutie van de wereld, in de evolutie van onszelf ook - als soort en als individu, maken we ons los van een beperkende orde. Een orde die de vrijheid kan beknotten.
Tussen de twee uitersten van orde en chaos is een balans nodig. Teveel orde werkt beknottend. Te weinig orde maakt de wereld onveilig, en doelloos. Zinloos zelfs.
In dit werk van de broers Quistrebert ontstaan in een static-achtige chaos, patronen. De chaos wordt geordend. Ons bewustzijn schept dit houvast, een orde, patroon in de chaos, niet zelf: het wordt ons in dit werk aangegeven. Orde als gegeven, als geschenk.
Maar de orde die ontstaat in het werk is niet duurzaam. Ze evolueert in een vlot tempo. Daarmee is de orde tijdelijk. Maar in het verglijden van het patroon, evolueert het in een nieuw patroon. De patronen zijn dus afzonderlijk zeer tijdelijk, onbestendig. Maar het principe van orde is bestendig. Nooit vervalt het werk tot de totale chaos van de white-noise. Dat is een genadig aspect van dit werk. Het geeft (schenkt) een bestendigheid in de onbestendigheid. Daar hoef ik als kijker niets voor te doen.
De orde in het werk is ook 'random'. Een duidelijke ordening volgens een principe van oorzaak en gevolg, is niet te vinden. De patronen die ontstaan lijken toevallig. Het patroon dat volgt op een ander patroon, had evengoed niet dit patroon kunnen zijn, maar had ook een ander patroon kunnen zijn.
Misschien past dit bij de twee polen waartussen ons bestaan zich afspeelt: orde en chaos. Enerzijds de behoefte, de nood zelfs, aan orde. Anderzijds de behoefte aan een zekere mate van vrijheid in de orde. De orde moet niet zo strak en streng zijn, zo onveranderlijk en gesloten, dat we niets anders meer kunnen zijn of doen, dan wat die orde ons aanreikt of zelfs opdringt. Het werk biedt ons gratis orde, maar omdat deze orde continue evolueert, en ook toevallig lijkt, voelt ze niet beperkend. Daarbij past het onbestendige van het zeer tijdelijke van de patronen in het werk, bij ons bestaan als mensen. Want ook ons eigen bestaan is onbestendig, en verglijdt. De orde, de structuur, die we aanbrengen in onze wereld, evolueert. Relaties veranderen, mensen ontvallen ons en we leren nieuwe mensen kennen. En eenzelfde rol spelen we in de levens van onze naasten. We hoeven de orde in ons leven niet helemaal alleen uit te denken, ze ontstaat als vanzelf. We worden geboren in een reeds bestaand patroon van relaties en verhoudingen. Voor de één is dat geschonken patroon stabieler en ordelijker dan voor de ander.
Daarbij biologeert het werk van de Quistreberts de kijker. Het hypnotiseert. Als kijker vergeet je even waar je bent. Je denken komt tot stilstand. In deze ervaring ontstaat een scheiding van je bewustzijn en je lichaam. Het is een dualistische ervaring. Je vergeet dat je er bent, als plaats- en tijdgebonden lichaam. Even ben je puur bewustzijn, alleen waarnemende 'geest'.
Ik denk dat dit een wezenlijk aspect is van het mens-zijn. Als mens zijn we ons bewust van ons lichaam. We ervaren ons lichaam als een continuïteit die verglijdt. Vanuit een puur fysiek, materialistisch oogpunt, heb ik wel horen zeggen, is dat eigenlijk bijzonder. Iedere cel deelt zich regelmatig en daarmee is het lichaam eigenlijk, vanuit dit oogpunt, nooit hetzelfde. Om de zoveel minuten of seconden, daar wil ik vanaf zijn, is je lichaam - vanuit materialistisch oogpunt, geheel nieuw. Natuurlijk moeten we daarin wel meenemen dat de informatie van het dna, bij de celdeling steeds wordt gekopieerd. De veroudering van je lichaam ontstaat doordat de kopie van het dna in de gedeelde cel steeds toch wat minder van kwaliteit is dan het origineel. Het lichaam is daarmee dus gedeeltelijk onbestendig. In materialistisch opzicht is je lichaam van nu een ander lichaam dan dat van enkele minuten geleden. De kopieën van de erfelijke informatie zijn bovendien steeds wat minder van kwaliteit. Dat onbestendige van ons lichaam is een gegeven waar we als bewustzijn, als geest, mee om moeten gaan. We weten van het einde. De weg daarheen is ons bekend.
In het bewustzijn ervaren we onszelf, zijnde lichaam en bewustzijn, als één. Je hebt het over 'ik' als je spreekt over je kindertijd. Je hebt het over 'ik' in het recente verleden. In het komende spreek je ook over wat 'ik' dan zal zijn of doen. Er is iets voor te zeggen dat in het bewustzijn de eenheid bestaat, het 'ik'. De eenheid van lichaam en bewustzijn bestaat meer in de geest dan in het lijf. De filosoof Søren Kierkegaard dacht de geest, het denkende bewustzijn, als het samenbindende, ordenende principe dat lichaam en ziel samenbrengt. Hij noemde het bovendien een opgave van de geest om 'zichzelf te worden'. In de vrijheid, de 'mogelijkheid van de mogelijkheid', ervaart de geest angst. De vrijheid vergelijkt Kierkegaard in zijn werk 'het begrip angst' met het gevoel van hoogtevrees. De mogelijkheid van de mogelijkheid voelt duizelingwekkend. In dat gevoel ontdekt de geest, het denkende bewustzijn, de mogelijkheid 'zichzelf te worden', een mogelijkheid waar hij gemakkelijk ook naast kan grijpen...
Er is nog een belangrijk verschil tussen de static van de analoge tv en dit werk, behalve het ontbreken van de white-noise als geluid. De patronen die verschijnen en verzinken in het werk worden niet door je bewustzijn gecreëerd. De patronen zijn werkelijk aanwezig in het werk. Dat ze te fotograferen zijn bewijst dat. In het werk zijn de patronen die je ziet dus geen schepping van je bewustzijn, maar de schepping van de maker.
Er lijkt in de onafgebroken beweging van de patronen die verglijden en verzinken, en weer oprijzen, geen aanwijsbare structuur aanwezig. Het zou goed kunnen dat werk 'random' patronen en bewegingen genereert, en dat de patronen en de bewegingen dus nooit hetzelfde zijn. Ik kan niet beoordelen of dit werkelijk het geval is, maar de indruk die het wekt is wel deze. In dat eindeloze herhalen van ontstaan en verglijden lijkt het werk wel weer op wat je bewustzijn deed met de static van de analoge televisie.
De belangrijkste inhouden van het werk zou ik willen benoemen als het 'random' ontstaan en verglijden van de patronen in de chaos van de static, en het 'hypnotiserende' effect van het werk. Daarbij is de connotatie van static, ruis tussen kanalen op een analoge televisie, relevant.
Orde en chaos zijn twee polen waartussen we als mens ons bevinden. Deze twee polen zijn niet zonder betekenis. Er hangt aan beide een duidelijke waardering. Wanneer we het hebben over orde, dan heeft dat doorgaans een positieve connotatie. Orde geeft houvast. Orde geeft grip op de omgeving. Orde geeft rust. Ons bewustzijn schept orde in de chaos van alle indrukken die elk moment onze zintuigen bombarderen. Dat bewijst de ervaring van het ontdekken van patronen in de static op de analoge televisie. Misschien is de behoefte aan (een zekere mate) van orde wel een diepmenselijke behoefte. Het schijnt dat terroristen als de Rote Armee Fraktion, hun gevangen letterlijk gek maakten door hen 24-7 bloot te stellen aan white-noise en fel licht in een witte ruimte. De gevangenen verliezen ieder grip op hun omgeving, hun werkelijkheid, en verloren daardoor iedere 'zin' om te blijven leven. Het ritme van de dag en nacht, de indeling van de tijd, dat alles ordent onze werkelijkheid. De orde maakt de werkelijkheid toegankelijk voor het denken, de rede. Orde maakt het mogelijk dingen met elkaar te vergelijken, en systematisch (orderlijk) te doordenken.
Chaos is het tegenover van de orde. In de geschiedenis heeft chaos meestal een negatieve waardering gekregen. De scheppingsdaad van het universum is wel beschreven als het ordenen van chaos. Het kwade werd door gnostici sinds de tweede eeuw wel beschreven als de chaos die de geest gevangen had genomen. Een boze godheid, de demiurg, zou daarvoor verantwoordelijk zijn. De goede godheid daarentegen was pure geest. Het dualisme van geest-vlees of geest-materie, was het principe van de gnostici om de werkelijkheid te verstaan. Geest, als het ordenende principe in de schepping. Chaos als vernietiging.
Tegenwoordig hoor je wel spreken over de rol van het toeval in de evolutie van de het heelal, en met name in het ontstaan van de aarde en haar levensvormen. Misschien zou je kunnen betogen dat met het introduceren van het toeval de werkelijkheid een stuk minder geordend aan ons voorkomt. Het geloof in de orde van een schepping zijn we daarmee, gedeeltelijk, voorbij. Toeval ontrekt zich gedeeltelijk aan de ordening van oorzaak en gevolg. Je zou kunnen zeggen dat de werkelijkheid ons een stukje ontglipt. De werkelijkheid is met de rol die het toeval erin speelt, minder doelgericht geworden. De wereld is als realiteit minstens deels toevallig. Minstens deels ongericht, ongeordend. Toeval impliceert dat de wereld ook anders had kunnen zijn. In contrast met een wellicht overgestructureerd recent verleden en een bijbehorend wereldbeeld, kan iets meer chaos ineens bevrijdend voelen. Met het omarmen van toeval in de evolutie van de wereld, in de evolutie van onszelf ook - als soort en als individu, maken we ons los van een beperkende orde. Een orde die de vrijheid kan beknotten.
Tussen de twee uitersten van orde en chaos is een balans nodig. Teveel orde werkt beknottend. Te weinig orde maakt de wereld onveilig, en doelloos. Zinloos zelfs.
In dit werk van de broers Quistrebert ontstaan in een static-achtige chaos, patronen. De chaos wordt geordend. Ons bewustzijn schept dit houvast, een orde, patroon in de chaos, niet zelf: het wordt ons in dit werk aangegeven. Orde als gegeven, als geschenk.
Maar de orde die ontstaat in het werk is niet duurzaam. Ze evolueert in een vlot tempo. Daarmee is de orde tijdelijk. Maar in het verglijden van het patroon, evolueert het in een nieuw patroon. De patronen zijn dus afzonderlijk zeer tijdelijk, onbestendig. Maar het principe van orde is bestendig. Nooit vervalt het werk tot de totale chaos van de white-noise. Dat is een genadig aspect van dit werk. Het geeft (schenkt) een bestendigheid in de onbestendigheid. Daar hoef ik als kijker niets voor te doen.
De orde in het werk is ook 'random'. Een duidelijke ordening volgens een principe van oorzaak en gevolg, is niet te vinden. De patronen die ontstaan lijken toevallig. Het patroon dat volgt op een ander patroon, had evengoed niet dit patroon kunnen zijn, maar had ook een ander patroon kunnen zijn.
Misschien past dit bij de twee polen waartussen ons bestaan zich afspeelt: orde en chaos. Enerzijds de behoefte, de nood zelfs, aan orde. Anderzijds de behoefte aan een zekere mate van vrijheid in de orde. De orde moet niet zo strak en streng zijn, zo onveranderlijk en gesloten, dat we niets anders meer kunnen zijn of doen, dan wat die orde ons aanreikt of zelfs opdringt. Het werk biedt ons gratis orde, maar omdat deze orde continue evolueert, en ook toevallig lijkt, voelt ze niet beperkend. Daarbij past het onbestendige van het zeer tijdelijke van de patronen in het werk, bij ons bestaan als mensen. Want ook ons eigen bestaan is onbestendig, en verglijdt. De orde, de structuur, die we aanbrengen in onze wereld, evolueert. Relaties veranderen, mensen ontvallen ons en we leren nieuwe mensen kennen. En eenzelfde rol spelen we in de levens van onze naasten. We hoeven de orde in ons leven niet helemaal alleen uit te denken, ze ontstaat als vanzelf. We worden geboren in een reeds bestaand patroon van relaties en verhoudingen. Voor de één is dat geschonken patroon stabieler en ordelijker dan voor de ander.
Daarbij biologeert het werk van de Quistreberts de kijker. Het hypnotiseert. Als kijker vergeet je even waar je bent. Je denken komt tot stilstand. In deze ervaring ontstaat een scheiding van je bewustzijn en je lichaam. Het is een dualistische ervaring. Je vergeet dat je er bent, als plaats- en tijdgebonden lichaam. Even ben je puur bewustzijn, alleen waarnemende 'geest'.
Ik denk dat dit een wezenlijk aspect is van het mens-zijn. Als mens zijn we ons bewust van ons lichaam. We ervaren ons lichaam als een continuïteit die verglijdt. Vanuit een puur fysiek, materialistisch oogpunt, heb ik wel horen zeggen, is dat eigenlijk bijzonder. Iedere cel deelt zich regelmatig en daarmee is het lichaam eigenlijk, vanuit dit oogpunt, nooit hetzelfde. Om de zoveel minuten of seconden, daar wil ik vanaf zijn, is je lichaam - vanuit materialistisch oogpunt, geheel nieuw. Natuurlijk moeten we daarin wel meenemen dat de informatie van het dna, bij de celdeling steeds wordt gekopieerd. De veroudering van je lichaam ontstaat doordat de kopie van het dna in de gedeelde cel steeds toch wat minder van kwaliteit is dan het origineel. Het lichaam is daarmee dus gedeeltelijk onbestendig. In materialistisch opzicht is je lichaam van nu een ander lichaam dan dat van enkele minuten geleden. De kopieën van de erfelijke informatie zijn bovendien steeds wat minder van kwaliteit. Dat onbestendige van ons lichaam is een gegeven waar we als bewustzijn, als geest, mee om moeten gaan. We weten van het einde. De weg daarheen is ons bekend.
In het bewustzijn ervaren we onszelf, zijnde lichaam en bewustzijn, als één. Je hebt het over 'ik' als je spreekt over je kindertijd. Je hebt het over 'ik' in het recente verleden. In het komende spreek je ook over wat 'ik' dan zal zijn of doen. Er is iets voor te zeggen dat in het bewustzijn de eenheid bestaat, het 'ik'. De eenheid van lichaam en bewustzijn bestaat meer in de geest dan in het lijf. De filosoof Søren Kierkegaard dacht de geest, het denkende bewustzijn, als het samenbindende, ordenende principe dat lichaam en ziel samenbrengt. Hij noemde het bovendien een opgave van de geest om 'zichzelf te worden'. In de vrijheid, de 'mogelijkheid van de mogelijkheid', ervaart de geest angst. De vrijheid vergelijkt Kierkegaard in zijn werk 'het begrip angst' met het gevoel van hoogtevrees. De mogelijkheid van de mogelijkheid voelt duizelingwekkend. In dat gevoel ontdekt de geest, het denkende bewustzijn, de mogelijkheid 'zichzelf te worden', een mogelijkheid waar hij gemakkelijk ook naast kan grijpen...
In de ervaring van dit werk van de Quistreberts komt het denken tot stilstand. Even ben je alleen bewustzijn, geest. Je vergeet even dat je er bent. Deze ervaring is natuurlijk niet bestendig. Je wordt je weer bewust van jezelf, van je omgeving. Je wordt je bewust van de ervaring van even alleen 'geest' te zijn geweest. Van de rust, stilstand van je denken in het ervaren van het zien van patronen die ontstaan in de static. Structuur en orde die verglijdt in de tijd. De mogelijke patronen die ontstaan doen je duizelen. Na deze ervaring ben je je opnieuw bewust dat je 'er' bent. Jij staat daar, zijnde je lichaam en je geest, op die plek - tegenover dat werk. Terug in de tijdelijkheid.
Ik vind dat het werk 'In Stripes 2' daarin lijkt op wat ik ervaar als ik sta tegenover 'Cathedra' van Barnett Newman. Een ervaring die Renée van der Vall heeft genoemd: een subliem gevoel van plaats. Dat is het 'er zijn', wat het werk je doet ervaren.
Ton Kruse 23-05-2014 (gedeeltelijk herzien 9-10-2019)
Ik vind dat het werk 'In Stripes 2' daarin lijkt op wat ik ervaar als ik sta tegenover 'Cathedra' van Barnett Newman. Een ervaring die Renée van der Vall heeft genoemd: een subliem gevoel van plaats. Dat is het 'er zijn', wat het werk je doet ervaren.
Ton Kruse 23-05-2014 (gedeeltelijk herzien 9-10-2019)