Bas Jan Ader - Thoughts unsaid then forgotten 1973
Het werk staat in de vleugel, links van de ingang. De zaal die niet uitkomt op het kantoor van Grimm Gallery dat uitkijkt op de Eerste Jacob van Campenstraat, Amsterdam. Ik tref het werk halverwege de middag, begin september. Het is niet donker. De muren zijn alle wit en de vloer is grijs. Wanneer ik de tentoonstelling inkom zie ik het werk meteen, maar eerst wordt mijn aandacht getrokken door een ander werk van Ader, dat bestaat uit een zin op een muur. Het heeft een dramatische toon: Please don't leave me (een werk uit '69). Toch is het dit werk dat me raakt. Waar ik ook in de dagen na het bezoek aan terug blijf denken.
Zoals vaak in het werk van Ader is het relevant om na te denken over de vraag: wat is eigenlijk het werk? Er is veel te zeggen voor de gedachte dat het eigenlijke 'werk' het vel met instructies is dat Ader stuurde aan Charlotte Townsend voor de realisatie van het werk in een expositie die zij organiseerde in het Nova Scotia College of Art and Design in 1973. Volgens Alexander Dumbadze, in zijn boek 'Death is elsewhere' University of Chicago 2013, beschreef het: de vraag een enkele muur wit te schilderen, een vaas met verschillende bloemen op de grond te plaatsen met een 'spotlight' - een spotje - dat de vaas verlicht en een tekst van vier woorden, die vier voet en zes inch vanaf de grond geschilderd moesten worden. Het moesten 'onhandige' blokletters zijn van zo'n vijf inch groot, die de zin vormden: thoughts unsaid then forgotten. Na enige dagen, terwijl men de bloemen moest laten verwelken, moest de muur weer overgeschilderd worden in de kleur die hij aanvankelijk had.
Deze 'instructies' zou je het eigenlijke werk kunnen noemen, omdat Ader in taal het 'beeld' - het concept van de installatie - heeft vormgegeven. Dat was het werk, de arbeid. De uitvoering van de instructies zou je dan kunnen zien als de (tijdelijke en plaatselijke) realisatie van het concept. Uitvoerend werk.
In haar examenscriptie: 'Waren de tranen van Bas Jan Ader echt' 2015, toont Sophie de Vos naast de originele instructies van dit werk ook een schets die daarbij hoorde. Zij ontleende deze afbeeldingen aan 'Carry-on' van David Horvitz 2010, volgens de noot. Ik denk dat hieruit blijkt dat de realisatie van het werk ook voor interpretatie vatbaar is, omdat de vorm waarin ik het werk aantref in Grimm Gallery volgens mij toch net anders is als de schets toont - terwijl de vorm toch helemaal voldoet aan de instructies.
In ander werk van Ader, waarvan ik zeg dat het op 16 mm film is 'gedocumenteerd', is iets dergelijks aan de hand. Ik zou het werk noemen de actie die Ader uitvoerde. De film is niet de realisatie, maar de documentatie van het werk. Had Ader ook voor deze handelingen, acties, 'performances' instructies uitgeschreven, dan zouden de betreffende werken concept zijn, zoals het werk dat ik hier beschrijf. Ze zouden dan opnieuw 'gerealiseerd' kunnen worden in andere tijden en op andere plaatsen.
Het werk dat ik hier bestudeer is later gemaakt dan die werken die op films zijn gedocumenteerd (zoals I'm too sad..., Fall 1 en Fall 2, Nightfall). Het komt mij voor alsof Ader hiermee een stap zet in het 'vluchtige' van zijn werk. Dit werk hier is 'vluchtig', niet duurzaam (Dumbadze heeft het over niet-verhandelbaar) in een andere zin. De instructies en de schets, die zijn duurzaam en verhandelbaar. Maar de realisatie van het werk in het materiële is 'vluchtig', tijdelijk. In de werken die op film zijn gedocumenteerd is het werk (de handeling, de gebeurtenis) niet duurzaam en onverhandelbaar. De documentatie ervan is duurzaam en verhandelbaar. De films zijn nu dan ook veel geld waard, maar zijn eigenlijk -wezenlijk - geen werk van Ader. In het hier bekeken werk - Thoughts unsaid... - is de materialisatie van het werk per definitie tijdelijk. Het is wezenlijk vluchtig. Het werk zelf daarentegen is duurzaam. Ik stel me dan ook voor dat het vel met de instructies en de schets nu veel geld waard zijn.
Dit aspect van Ader's werk is interessant en boeiend. Het is stelt ons voor de vraag: wat is de aard van het kunstwerk. Hoe is een kunstwerk. Het wijst ons ook op de kunsthandel. Het werk laat zich niet gemakkelijk reduceren tot een verhandelbaar object. De waarde van het werk kan niet gevonden worden in het bedrag dat ervoor betaald of gevraagd wordt. Ik stel me zo voor dat Ader zichzelf door dit werk te maken ook kon ontrekken aan het ongemakkelijke voor een kunstenaar van de kunstwereld: althans dat deel ervan dat draait om de praktijk van tonen en verkopen. In die zin is het werk van Ader als een statement, een cultuurkritiek.
Ik ben het eens met Ader dat de waarde van een kunstwerk niet gevonden kan worden in geld. Dat mocht ik ook ervaren in dit werk. Maar wat maakte dat ik nog dagen (en nog) aan het werk terugdenk, zijn niet de hiervoor beschreven inhouden. De ontroering zit ergens in de confrontatie met de opstelling. De situatie, die eigenlijk ook een gebeurtenis is. Immers: het werk is tijdelijk, het vervliegt in de tijd. De bloemen verwelken en daarna wordt de muur weer overgeschilderd in de kleur die hij had voordat hij gewit werd en beschilderd met deze woorden. Thoughts unsaid - then forgotten. Taal. Tekens die verwijzen. Een 'systeem' van betekenissen. Taal: wat denken mogelijk maakt, aan het denken vooraf gaat, nee: dat waarin het denken bestaat. Wat het denken ordent. Waarin een situatie een wereld wordt, betekenis krijgt, samenhang, structuur. Waarin en waarmee we ons tot elkaar verhouden en aan elkaar verbinden. Waarin we begrijpen.
Thoughts unsaid. Gedachten die geen woorden hebben gekregen? Nee, want gedachten zijn taal. Thoughts unsaid: gedachten die onuitgesproken bleven. Dit kunnen we wellicht begrijpen als ongeordende gedachten. Want op het moment dat we gedachten uitspreken of opschrijven worden we ons op een nieuwe manier bewust van onze gedachten. Ze komen los van onszelf. We kunnen onszelf tot onze uitgesproken of opgeschreven gedachten verhouden. We kunnen ze gaan tegenspreken. We kunnen ze testen door te argumenteren. Zo ordenen we onze gedachten. Uitgesproken worden gedachten autonoom. Daarin lijken ze op kunstwerken. Immers zo gauw we een handeling verrichten in welk medium ook, spreekt het werk al terug tot ons als kunstenaar. Maar deze gedachten hier bleven onuitgesproken. Deze gedachten werden niet autonoom. Gedachten die niet los van onszelf komen of kwamen te staan. Thoughts unsaid.
En dan. En toen. Then. Dit wijst op een tijdsverloop. Before - After. Eerst die muur die gewit werd. Toen de woorden, de opstelling. De bloemen die versterven. En tenslotte: opruimen en de muur weer overschilderen naar hoe het was voordat. In het begin. Is er iets gebeurd? Niets wat er nog op wijst.
Toen ik de opstelling trof waren de bloemen al slap geworden. Op weg naar het einde: opruimen en overschilderen. Dat kon ik al denken door die verwelkende bloemen.
Vergeten. Onuitgesproken en vergeten. Ik denk dat het onuitgesprokene van gedachten betekent dat ze 'heel erg' 'mij' blijven. En toen: vergeten. Dat doet zeer. Dat heel eigene: het 'mij' dat vergeten werd, of zal worden. Hoezo vergeten? Je gaat mij toch zeker niet vergeten? Ik ga mij toch niet vergeten? Ik zal toch niet vergeten worden? Opgeruimd worden. Overgeschilderd.
Het komt mij voor dat de opstelling, de situatie, me ongemakkelijk wijst op de vraag die achter deze vragen ligt. Dat ik, wat ik vorm geef en leer kennen in taal, in 'uitgesproken' gedachten: het ik waar 'ik' een verhaal over ken, over aan het maken ben. Dát ik. Dat is méér dan die gedachten. Meer dan taal. Dat is ook dit lijf. Dat - zoals de bloemen in de opstelling - verwelkt en (ooit, misschien al snel) opgeruimd moet worden. Dat ook 'mooi' is, bewustzijn heeft (zich richt op het licht), lekker ruikt en stinkt. Voeding nodig heeft. Dat voorbij gaat. Waar uiteindelijk niets meer op wijzen zal. Wat is dát ik waard?
Ik voel de urgentie te verwoorden, uit te spreken in taal, iets te maken wat van mij zal blijven duren, zal blijven bestaan. Wat blijvend waarde zal hebben. Als de bloemen dood zijn, dan mag het licht ook uit. Dan is er niets meer wat zich op het licht kan richten. Wat heeft die duur dat ze er waren, de gebeurtenis van het leven, dan betekend? Moet iets blijven duren om waarde te hebben? Of mag het ook voorbij gaan?
Ik voor mij weet het niet. Ik wil rebelleren. Maar ik wil soms ook berusten. Wat waardevol is wil ik laten duren. Wat naar of vervelend is mag voorbij gaan. Wat fijn is wil ik opnieuw beleven. Wat akelig is wil ik nooit weer ervaren.
Iets betekenen, iets 'nalaten', kan als dit m'n enige drijfveer is mijn leven verzieken. Goed willen doen kan op laten branden. Ik zoek een soort evenwicht. Ja: ik wil werken, iets betekenen. Maar ik wil ook genieten. Gewoon dagen van zoiets als je gezicht door de zon laten beschijnen en de zee horen ruizen. Er zijn en dat zijn laten verglijden in genieting. Maar dan toch weer iets maken, ervan vertellen en erover nadenken. Dat allemaal. Dat allemaal in dit ene kunstwerk dat er staat om weer opgeruimd te worden.
Ton Kruse 16-09-2015
Zoals vaak in het werk van Ader is het relevant om na te denken over de vraag: wat is eigenlijk het werk? Er is veel te zeggen voor de gedachte dat het eigenlijke 'werk' het vel met instructies is dat Ader stuurde aan Charlotte Townsend voor de realisatie van het werk in een expositie die zij organiseerde in het Nova Scotia College of Art and Design in 1973. Volgens Alexander Dumbadze, in zijn boek 'Death is elsewhere' University of Chicago 2013, beschreef het: de vraag een enkele muur wit te schilderen, een vaas met verschillende bloemen op de grond te plaatsen met een 'spotlight' - een spotje - dat de vaas verlicht en een tekst van vier woorden, die vier voet en zes inch vanaf de grond geschilderd moesten worden. Het moesten 'onhandige' blokletters zijn van zo'n vijf inch groot, die de zin vormden: thoughts unsaid then forgotten. Na enige dagen, terwijl men de bloemen moest laten verwelken, moest de muur weer overgeschilderd worden in de kleur die hij aanvankelijk had.
Deze 'instructies' zou je het eigenlijke werk kunnen noemen, omdat Ader in taal het 'beeld' - het concept van de installatie - heeft vormgegeven. Dat was het werk, de arbeid. De uitvoering van de instructies zou je dan kunnen zien als de (tijdelijke en plaatselijke) realisatie van het concept. Uitvoerend werk.
In haar examenscriptie: 'Waren de tranen van Bas Jan Ader echt' 2015, toont Sophie de Vos naast de originele instructies van dit werk ook een schets die daarbij hoorde. Zij ontleende deze afbeeldingen aan 'Carry-on' van David Horvitz 2010, volgens de noot. Ik denk dat hieruit blijkt dat de realisatie van het werk ook voor interpretatie vatbaar is, omdat de vorm waarin ik het werk aantref in Grimm Gallery volgens mij toch net anders is als de schets toont - terwijl de vorm toch helemaal voldoet aan de instructies.
In ander werk van Ader, waarvan ik zeg dat het op 16 mm film is 'gedocumenteerd', is iets dergelijks aan de hand. Ik zou het werk noemen de actie die Ader uitvoerde. De film is niet de realisatie, maar de documentatie van het werk. Had Ader ook voor deze handelingen, acties, 'performances' instructies uitgeschreven, dan zouden de betreffende werken concept zijn, zoals het werk dat ik hier beschrijf. Ze zouden dan opnieuw 'gerealiseerd' kunnen worden in andere tijden en op andere plaatsen.
Het werk dat ik hier bestudeer is later gemaakt dan die werken die op films zijn gedocumenteerd (zoals I'm too sad..., Fall 1 en Fall 2, Nightfall). Het komt mij voor alsof Ader hiermee een stap zet in het 'vluchtige' van zijn werk. Dit werk hier is 'vluchtig', niet duurzaam (Dumbadze heeft het over niet-verhandelbaar) in een andere zin. De instructies en de schets, die zijn duurzaam en verhandelbaar. Maar de realisatie van het werk in het materiële is 'vluchtig', tijdelijk. In de werken die op film zijn gedocumenteerd is het werk (de handeling, de gebeurtenis) niet duurzaam en onverhandelbaar. De documentatie ervan is duurzaam en verhandelbaar. De films zijn nu dan ook veel geld waard, maar zijn eigenlijk -wezenlijk - geen werk van Ader. In het hier bekeken werk - Thoughts unsaid... - is de materialisatie van het werk per definitie tijdelijk. Het is wezenlijk vluchtig. Het werk zelf daarentegen is duurzaam. Ik stel me dan ook voor dat het vel met de instructies en de schets nu veel geld waard zijn.
Dit aspect van Ader's werk is interessant en boeiend. Het is stelt ons voor de vraag: wat is de aard van het kunstwerk. Hoe is een kunstwerk. Het wijst ons ook op de kunsthandel. Het werk laat zich niet gemakkelijk reduceren tot een verhandelbaar object. De waarde van het werk kan niet gevonden worden in het bedrag dat ervoor betaald of gevraagd wordt. Ik stel me zo voor dat Ader zichzelf door dit werk te maken ook kon ontrekken aan het ongemakkelijke voor een kunstenaar van de kunstwereld: althans dat deel ervan dat draait om de praktijk van tonen en verkopen. In die zin is het werk van Ader als een statement, een cultuurkritiek.
Ik ben het eens met Ader dat de waarde van een kunstwerk niet gevonden kan worden in geld. Dat mocht ik ook ervaren in dit werk. Maar wat maakte dat ik nog dagen (en nog) aan het werk terugdenk, zijn niet de hiervoor beschreven inhouden. De ontroering zit ergens in de confrontatie met de opstelling. De situatie, die eigenlijk ook een gebeurtenis is. Immers: het werk is tijdelijk, het vervliegt in de tijd. De bloemen verwelken en daarna wordt de muur weer overgeschilderd in de kleur die hij had voordat hij gewit werd en beschilderd met deze woorden. Thoughts unsaid - then forgotten. Taal. Tekens die verwijzen. Een 'systeem' van betekenissen. Taal: wat denken mogelijk maakt, aan het denken vooraf gaat, nee: dat waarin het denken bestaat. Wat het denken ordent. Waarin een situatie een wereld wordt, betekenis krijgt, samenhang, structuur. Waarin en waarmee we ons tot elkaar verhouden en aan elkaar verbinden. Waarin we begrijpen.
Thoughts unsaid. Gedachten die geen woorden hebben gekregen? Nee, want gedachten zijn taal. Thoughts unsaid: gedachten die onuitgesproken bleven. Dit kunnen we wellicht begrijpen als ongeordende gedachten. Want op het moment dat we gedachten uitspreken of opschrijven worden we ons op een nieuwe manier bewust van onze gedachten. Ze komen los van onszelf. We kunnen onszelf tot onze uitgesproken of opgeschreven gedachten verhouden. We kunnen ze gaan tegenspreken. We kunnen ze testen door te argumenteren. Zo ordenen we onze gedachten. Uitgesproken worden gedachten autonoom. Daarin lijken ze op kunstwerken. Immers zo gauw we een handeling verrichten in welk medium ook, spreekt het werk al terug tot ons als kunstenaar. Maar deze gedachten hier bleven onuitgesproken. Deze gedachten werden niet autonoom. Gedachten die niet los van onszelf komen of kwamen te staan. Thoughts unsaid.
En dan. En toen. Then. Dit wijst op een tijdsverloop. Before - After. Eerst die muur die gewit werd. Toen de woorden, de opstelling. De bloemen die versterven. En tenslotte: opruimen en de muur weer overschilderen naar hoe het was voordat. In het begin. Is er iets gebeurd? Niets wat er nog op wijst.
Toen ik de opstelling trof waren de bloemen al slap geworden. Op weg naar het einde: opruimen en overschilderen. Dat kon ik al denken door die verwelkende bloemen.
Vergeten. Onuitgesproken en vergeten. Ik denk dat het onuitgesprokene van gedachten betekent dat ze 'heel erg' 'mij' blijven. En toen: vergeten. Dat doet zeer. Dat heel eigene: het 'mij' dat vergeten werd, of zal worden. Hoezo vergeten? Je gaat mij toch zeker niet vergeten? Ik ga mij toch niet vergeten? Ik zal toch niet vergeten worden? Opgeruimd worden. Overgeschilderd.
Het komt mij voor dat de opstelling, de situatie, me ongemakkelijk wijst op de vraag die achter deze vragen ligt. Dat ik, wat ik vorm geef en leer kennen in taal, in 'uitgesproken' gedachten: het ik waar 'ik' een verhaal over ken, over aan het maken ben. Dát ik. Dat is méér dan die gedachten. Meer dan taal. Dat is ook dit lijf. Dat - zoals de bloemen in de opstelling - verwelkt en (ooit, misschien al snel) opgeruimd moet worden. Dat ook 'mooi' is, bewustzijn heeft (zich richt op het licht), lekker ruikt en stinkt. Voeding nodig heeft. Dat voorbij gaat. Waar uiteindelijk niets meer op wijzen zal. Wat is dát ik waard?
Ik voel de urgentie te verwoorden, uit te spreken in taal, iets te maken wat van mij zal blijven duren, zal blijven bestaan. Wat blijvend waarde zal hebben. Als de bloemen dood zijn, dan mag het licht ook uit. Dan is er niets meer wat zich op het licht kan richten. Wat heeft die duur dat ze er waren, de gebeurtenis van het leven, dan betekend? Moet iets blijven duren om waarde te hebben? Of mag het ook voorbij gaan?
Ik voor mij weet het niet. Ik wil rebelleren. Maar ik wil soms ook berusten. Wat waardevol is wil ik laten duren. Wat naar of vervelend is mag voorbij gaan. Wat fijn is wil ik opnieuw beleven. Wat akelig is wil ik nooit weer ervaren.
Iets betekenen, iets 'nalaten', kan als dit m'n enige drijfveer is mijn leven verzieken. Goed willen doen kan op laten branden. Ik zoek een soort evenwicht. Ja: ik wil werken, iets betekenen. Maar ik wil ook genieten. Gewoon dagen van zoiets als je gezicht door de zon laten beschijnen en de zee horen ruizen. Er zijn en dat zijn laten verglijden in genieting. Maar dan toch weer iets maken, ervan vertellen en erover nadenken. Dat allemaal. Dat allemaal in dit ene kunstwerk dat er staat om weer opgeruimd te worden.
Ton Kruse 16-09-2015