Bij de opbouw van 'Constructs of Dwelling' verzocht Ellen Yiu mij de indeling van haar muurtekening van de plattegrond van het Panta Rhei gebouw verder in te richten, omdat ze tijd tekort kwam dat zelf af te maken. Sommige onderdelen zou Ellen zelf natuurlijk ergens anders hebben geplaatst, maar omdat ik alle hangsystemen voor het plaatsen van de werkstukken zelf voor haar moest maken, en de andere kunstenaars ook moesten opbouwen - en vele andere zaken moesten worden geregeld, was er geen tijd meer voor verhangen voor de opening. Uiteindelijk heeft Ellen het gevoel gekregen dat haar artistieke visie daardoor gecompromitteerd was in dat werk. Bij het vermengen van het werk van verschillende kunstenaars in een collectieve praktijk, een vormend principe in deze presentatie en in R.S.O.L., voelde zij zich uiteindelijk ook niet gerust. Naar haar idee werd haar werk daarmee toch teveel toegeëigend. Vanaf 8 juni is daarom haar muurtekening leeggehaald en dat was verrassend passend in deze presentatie, die immers draait om het bouwen en verzorgen van woonplaatsen en hun betekenis wanneer ze verlaten worden. Met het besluit het Panta Rhei gebouw te gaan slopen zal de woonplaats van de kunstpraktijk die R.S.O.L. is immers ook leeg achterblijven en zullen de sporen van zorg en toewijding uiteindelijk verdwijnen. Ook op enkele andere plekken is werk van Yiu verdwenen in de presentatie vanaf die datum en eerder.
Na de ontmanteling van het plattegrond-werk door Yiu bleef het grotendeels leeg achter. Ik heb enkele krantenartikelen eraan toegevoegd. Een artikel waarin de onderwijsinspectie de veiligheid op kunstacademies als onvoldoende beoordeeld. Het werk van de kunststudenten is erg persoonlijk en veel hebben 'psychologische of neurologische kwestbaarheden'. Doordat docenten ook werkzaam zijn 'in het veld' ontstaan er 'ongezonde' machtsverhoudingen. Voorts hebben docenten vaak geen didactische kwalificaties. Dit, omdat ik me erg onveilig heb gevoeld bij de aanpak en het gedrag van Yiu. Een ander artikel gaat over het ontslag van KABK directeur Ranti Tjan door het 'college' van bestuur: Huug de Deugd (inderdaad: een college van één man). Tjan wordt door De Deugd verweten dat hij 'de vuile was 'buiten hing' door docenten en studenten op de hoogte te brengen van de aanpak en het gedrag van De Deugd. Dit, omdat Yiu aan de KABK heeft gestudeerd en o.a. een bevriende collega van mij heeft gebeld om haar beklag over mij te doen. Deze bevriende collega verweet mij hetzelfde als waarvan De Deugd Tjan beschuldigd. Terwijl Tjan zich natuurlijk wel móest verantwoorden aan zijn team en de studenten. Een laatste artikel gaat over het werk van Richard Long in de tuinen van het Rijksmuseum Amsterdam. De recensent verwijt Long dat de werken de 'radicaliteit missen die zijn andere werk wel heeft'. De werken in de tuin vindt de recensent 'onopmerkelijk' en te 'netjes'. Dit oordeel is duidelijk door onbegrip ingegeven, omdat Long zich altijd radicaal voegt naar de context en zijn werk de context nooit verstoord. Dit, omdat Yiu mij niet goed begrepen heeft. En onbegrip leidt vaak tot diskwalificatie. Een ingekorte brief van Yiu is ook ingevoegd, met haar besluit en redenen om haar werk terug te trekken. Verder heb ik een tekst ingevoegd van een droom die ik had naar aanleiding van de opstelling van Yiu. Tenslotte heb ik een opname gemaakt van een eigen bewerking van 'At Night', een 'song' uit 1980 waar ik zo ongeveer mee ben opgegroeid. Het bouwt voort op het verhaal 's nachts van Kafka info. Dit nummer lag op tafel in R.S.O.L. sinds het ontstaan van Constructs of Dwelling. Het kladblokvel waar ik het liedje op had geschreven heb ik eveneens in gevoegd. De werken van Lee, Rottier en Reijnders die in het plattegrondwerk waren opgenomen zijn gebleven. Alleen kregen enkele een andere plaats.
Na de ontmanteling van het plattegrond-werk door Yiu bleef het grotendeels leeg achter. Ik heb enkele krantenartikelen eraan toegevoegd. Een artikel waarin de onderwijsinspectie de veiligheid op kunstacademies als onvoldoende beoordeeld. Het werk van de kunststudenten is erg persoonlijk en veel hebben 'psychologische of neurologische kwestbaarheden'. Doordat docenten ook werkzaam zijn 'in het veld' ontstaan er 'ongezonde' machtsverhoudingen. Voorts hebben docenten vaak geen didactische kwalificaties. Dit, omdat ik me erg onveilig heb gevoeld bij de aanpak en het gedrag van Yiu. Een ander artikel gaat over het ontslag van KABK directeur Ranti Tjan door het 'college' van bestuur: Huug de Deugd (inderdaad: een college van één man). Tjan wordt door De Deugd verweten dat hij 'de vuile was 'buiten hing' door docenten en studenten op de hoogte te brengen van de aanpak en het gedrag van De Deugd. Dit, omdat Yiu aan de KABK heeft gestudeerd en o.a. een bevriende collega van mij heeft gebeld om haar beklag over mij te doen. Deze bevriende collega verweet mij hetzelfde als waarvan De Deugd Tjan beschuldigd. Terwijl Tjan zich natuurlijk wel móest verantwoorden aan zijn team en de studenten. Een laatste artikel gaat over het werk van Richard Long in de tuinen van het Rijksmuseum Amsterdam. De recensent verwijt Long dat de werken de 'radicaliteit missen die zijn andere werk wel heeft'. De werken in de tuin vindt de recensent 'onopmerkelijk' en te 'netjes'. Dit oordeel is duidelijk door onbegrip ingegeven, omdat Long zich altijd radicaal voegt naar de context en zijn werk de context nooit verstoord. Dit, omdat Yiu mij niet goed begrepen heeft. En onbegrip leidt vaak tot diskwalificatie. Een ingekorte brief van Yiu is ook ingevoegd, met haar besluit en redenen om haar werk terug te trekken. Verder heb ik een tekst ingevoegd van een droom die ik had naar aanleiding van de opstelling van Yiu. Tenslotte heb ik een opname gemaakt van een eigen bewerking van 'At Night', een 'song' uit 1980 waar ik zo ongeveer mee ben opgegroeid. Het bouwt voort op het verhaal 's nachts van Kafka info. Dit nummer lag op tafel in R.S.O.L. sinds het ontstaan van Constructs of Dwelling. Het kladblokvel waar ik het liedje op had geschreven heb ik eveneens in gevoegd. De werken van Lee, Rottier en Reijnders die in het plattegrondwerk waren opgenomen zijn gebleven. Alleen kregen enkele een andere plaats.
/
During the build-up of 'Constructs of Dwelling', Ellen Yiu requested me to further arrange the layout of her wall drawing of the floor plan of the Panta Rhei building, as she was short of time to finish it herself. Ellen herself would have placed some parts differently, of course, but because I had to make all the hanging systems for placing the pieces myself for her, and the other artists also had to build-up - and many other things had to be organised, there was no time left for rehanging before the opening. In the end, Ellen felt that her artistic vision was compromised in that work as a result. In mixing the work of different artists into a collective practice, a formative principle in this presentation and for R.S.O.L., she also ended up feeling uneasy. In her opinion, this meant her work had been appropriated too much after all. Therefore, from 8 June onwards, her wall drawing has been emptied, which was surprisingly fitting in this presentation, which is after all about building and caring for dwelling places and their meaning when they are abandoned. After all, with the decision to demolish the Panta Rhei building, the dwelling of art practice that is R.S.O.L. will also be left empty and the traces of care and devotion will eventually disappear. In a few other places too, Yiu's work has disappeared in presentation from that date on and earlier.
After Yiu dismantled the floor plan work, it was left empty for the most part. I added some newspaper articles. One was an article in which the state education inspectorate rated social safety in art schools as inadequate. The work of art students is very personal and many of them have 'psychological or neurological vulnerabilities'. The fact that lecturers also work in the professional field creates 'unhealthy' power relations. Furthermore, lecturers often lack teaching qualifications. This, because I have felt very unsafe with Yiu's approach and behaviour. Another article is about the dismissal of KABK director Ranti Tjan by the 'college' of the board: Huug de Deugd (indeed: a one-man college). Tjan is accused by De Deugd of 'airing his dirty laundry' by informing teachers and students of Deugd's approach and behaviour. This, because Yiu studied at KABK and had, amongst others, called a befriended colleague of mine to make her complaints about me. Subsequently, this befriended colleague accused me of the same thing De Deugd accused Tjan of. While, of course, Tjan hád to answer to his team and the students. A final article is about Richard Long's work in the gardens of the Rijksmuseum Amsterdam. The reviewer accuses Long that these works lack the "radicality that his other work has". The reviewer finds the works in the garden 'unremarkable' and too 'neat'. This judgement is clearly prompted by incomprehension, because Long always adapts radically to the context and his work never disrupts its context. This, because Yiu has misunderstood me. And misunderstanding often leads to disqualification. An abridged letter from Yiu has also been inserted, outlining her decision and reasons for withdrawing her work. Furthermore, I have inserted a text of a dream I had following Yiu's attitude. Finally, I have included a recording of an arrangement I made of 'At Night', a 'song' from 1980 that I pretty much grew up with. It builts on Kafka's story 'at night' info. This song had been on the table in R.S.O.L. since the inception of Constructs of Dwelling. I also inserted the notepad paper on which I had written the song. The works by Lee, Rottier and Reijnders that were included in the floor plan work remained. Only some were given a different place.
|
At Night (Smith, Tolhurst, Gallup, Hartley) arrangement Ton Kruse, recorded in R.S.O.L. 02.06.2023
|
een reflectie:
Hoewel de ervaring met Yiu een moeilijke ervaring was, ben ik toch blij om hierdoor opnieuw te merken dat R.S.O.L. inderdaad als een kunstwerk wérkt en dus ervaringen produceert die inzichten en kennis verschaffen over ‘de wereld’ en het ‘zijn in de wereld’ – en meer specifiek: over de aard en het functioneren van het hedendaags en autonoom kunstenaarschap in de hedendaagse samenleving.
Mijn eigen perspectief op kunst is die van een praktijk die wordt gevormd door een groep van beoefenaars in heden en verleden die zich aan deze praktijk (autonome en hedendaagse kunst) hebben toegewijd. Beoefenaars die zich de waarden, kennis en vaardigheden die deze praktijk vormen hebben eigen gemaakt en die daarom door de andere beoefenaars erkend (willen) worden als serieus te nemen mede-beoefenaar. Vervolgens breiden deze beoefenaars de kennis, vaardigheden en waarden die de praktijk opmaken uit door hun eigen invulling van de praktijk. (A. MacIntyre, After Virtue, University of Notre Dame Press, Indiana, 2007, p. 187)
Deze twee perspectieven, van enerzijds sociale en economische status en anderzijds van de lerende praktijk, gaan niet goed samen. Sociale en economische statussen zijn ongrijpbare waarderingen die al dan niet aan een kunstenaar worden toegekend, zonder dat deze ooit inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Sociale wetenschappen bestuderen dergelijk gedrag. Mensen die het kunstenaarschap verstaan vanuit zulk een statusgerichte sociale laag zullen mensen die het kunstenaarschap verstaan als een praktijk van toewijding moeilijk kunnen begrijpen, omdat deze laatste gebaseerd is op wél inzichtelijk te maken kennisonderdelen, vaardigheden en ethische opvattingen. Het belang van wat men doet en waarom kan beargumenteerd en doordacht worden, terwijl de sociale status onbeargumenteerd is en alleen door verwijzingen naar anderen met een veronderstelde ‘hoge’ sociale status kan worden onderbouwd. Meestal wordt de ongrijpbaarheid van dat laatste toegedekt door een mysterieus ‘kennen’ of ‘begrijpen’ van esthetische begrippen als schoonheid (‘goede’ smaak) of genialiteit. Mysterieus, nogmaals, omdat deze concepten niet zijn gestoeld op argumenten en kennissystemen.
Toegang tot een dergelijke sociale kring hangt af van de positie die men krijgt toebedeeld in het systeem van productie, distributie en consumptie. Want de statusgerichte kunstopvatting is typisch kapitalistisch. Het private eigendom speelt een grote rol en bepaalt in hoge mate, direct of indirect, of een kunstenaar of kunstbeoefenaar een hoge status kan ontvangen. De kunstmarkt staat hier centraal, waar het private geld en de hoge sociale kring door middel van aankopen en subsidiëring verkiest welke kunstenaars of andere beoefenaars hun hoge status ontvangen en tegelijkertijd vooral: wie niet. De laatste groep is uiteraard in dit systeem altijd veel groter dan de eerste.
Dit systeem van uitverkiezing door middel van geld is eigenlijk vrij expliciet. Het is de reden van het afwijkende gebruik onder kunstenaars en kunstprofessionals om hun cv’s online te publiceren. Een gebruik dat overigens alleen werkt voor de ‘haves’, want de ‘have nots’ tonen daarmee alleen maar hun gebrek aan sociale status. Tegelijkertijd wordt er over de inhoudelijke kant van het kunstenaarschap geheimzinnig gedaan. Daar wordt niet geëxpliciteerd dat een kunstenaar niet om kunstinhoudelijke redenen een hoge status is toegevallen, maar dat diens status gestoeld is op ‘goodwill’ en het aanvoelen/accepteren van de sociale normen van de kring met een hoge sociale status, namelijk de mensen met geld. Dit wordt wel het ‘cultureel kapitaal’ genoemd. Niet voor niets speelt het concept ‘kapitaal’ ook hier weer een centrale rol. Omdat de uitverkiezing niet inhoudelijk gemotiveerd is wordt de genie-opvatting van de kunstenaar nog breed gedeeld in die kringen: iemand is een geniale kunstenaar omdat deze geacht wordt intuïtief (en dus niet beargumenteerd) te ‘weten’ en te ‘begrijpen’ wat ‘mooi’ is en dus ‘goed’ of ‘interessant’. Zulke kunstenaars gaan zich vaker egocentrisch gedragen maar voelen zich ook voortdurend kwetsbaar, waardoor zij wispelturig en idiosyncratisch gedrag laten zien naar anderen en alleen vriendelijk en geïnteresseerd omgaan met personen die zij een hoge sociale status achten te bezitten. Met ‘lagere’ statushouders willen zij zich niet inlaten omdat nergens mag blijken dat er inhoudelijk geen verschil bestaat tussen de hoge en de lage statushouders.
/
a reflection:
Although the experience with Yiu was a difficult one, I am nevertheless happy to find through it once again that R.S.O.L. does indeed work as a work of art and thus does indeed produce experiences that provide insights and produce knowledge about 'the world' and 'being in the world' - and more specifically: about the nature and functioning of contemporary and autonomous artistry in contemporary society.
My own perspective on art is that of a practice formed by a group of practitioners past and present who have dedicated themselves to this practice (of autonomous and contemporary art). Practitioners who have internalised the values, knowledge and skills that constitute this practice and who therefore want to be, or are recognised by other practitioners as fellow practitioners worthy of serious consideration. Subsequently, these practitioners extend the knowledge, skills and values that make up the practice through their own elaboration of the practice. (A. MacIntyre, After Virtue, University of Notre Dame Press, Indiana, 2007, p. 187)
These two perspectives, of social and economic status on the one hand and of the learning practice on the other, do not go well together. Social statuses are intangible valuations that may or may not be assigned to an artist, without ever being made intelligible. Social sciences study such behaviour. People who understand artisthood from such a status-oriented social stratum will find it difficult to understand people who understand artisthood as a practice of dedication, because the latter is based on intelligible knowledge components, skills and ethical views. The importance of what one does and why can be argued and reflected upon, while social status is unargued and can only be substantiated by references to others with supposedly 'high' social status. Usually, the elusiveness of the latter is covered up by a mysterious 'knowing' or 'understanding' of aesthetic concepts like beauty ('good' taste) or genius. Mysterious, I repeat, because these concepts are not grounded in arguments and systems of knowledge.
Access to such a social circle depends on one's position in the system of production, distribution and consumption. For the status-oriented conception of art is typically capitalist. Private ownership plays a major role and largely determines, directly or indirectly, whether an artist or art practitioner can receive high status. The art market is central here, where private money and the high social circle choose, through purchases and subsidies, which artists or other practitioners receive their high status and, at the same time, most importantly: who does not. Of course, the latter group is always much larger than the former in this system.
This system of election through posession is actually quite explicit. It is the reason for the anomalous custom among artists and art professionals to publish their CVs online. A custom that, by the way, only works for the 'haves', as the 'have nots' only show their lack of social status by doing so. At the same time, the substantive side of being an artist is kept a mystery. It is not made explicit that an artist's status is not based on artistic substance, but on 'goodwill' and acceptance of the social norms of the circle with a high social status, i.e. the people with money. This is known as 'cultural capital'. Not surprisingly, the concept of 'capital' again plays a central role here. Because the election is not substantively motivated, the genius view of the artist is still widely shared in those circles: someone is a genius artist because they are deemed to 'know' and 'understand' intuitively (and therefore not argued) what is 'beautiful' and therefore 'good' or 'interesting'. Such artists are more likely to behave egocentrically but also constantly feel vulnerable, displaying fickle and idiosyncratic behaviour towards others and interacting only in a friendly and interested manner with persons they deem to have high social status. With 'lower' status holders, they do not want to get involved because it should become apparent nowhere that there is no substantive difference between high and low status holders.
TK 12-06-2023
Hoewel de ervaring met Yiu een moeilijke ervaring was, ben ik toch blij om hierdoor opnieuw te merken dat R.S.O.L. inderdaad als een kunstwerk wérkt en dus ervaringen produceert die inzichten en kennis verschaffen over ‘de wereld’ en het ‘zijn in de wereld’ – en meer specifiek: over de aard en het functioneren van het hedendaags en autonoom kunstenaarschap in de hedendaagse samenleving.
- twee kunstopvattingen
Mijn eigen perspectief op kunst is die van een praktijk die wordt gevormd door een groep van beoefenaars in heden en verleden die zich aan deze praktijk (autonome en hedendaagse kunst) hebben toegewijd. Beoefenaars die zich de waarden, kennis en vaardigheden die deze praktijk vormen hebben eigen gemaakt en die daarom door de andere beoefenaars erkend (willen) worden als serieus te nemen mede-beoefenaar. Vervolgens breiden deze beoefenaars de kennis, vaardigheden en waarden die de praktijk opmaken uit door hun eigen invulling van de praktijk. (A. MacIntyre, After Virtue, University of Notre Dame Press, Indiana, 2007, p. 187)
Deze twee perspectieven, van enerzijds sociale en economische status en anderzijds van de lerende praktijk, gaan niet goed samen. Sociale en economische statussen zijn ongrijpbare waarderingen die al dan niet aan een kunstenaar worden toegekend, zonder dat deze ooit inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Sociale wetenschappen bestuderen dergelijk gedrag. Mensen die het kunstenaarschap verstaan vanuit zulk een statusgerichte sociale laag zullen mensen die het kunstenaarschap verstaan als een praktijk van toewijding moeilijk kunnen begrijpen, omdat deze laatste gebaseerd is op wél inzichtelijk te maken kennisonderdelen, vaardigheden en ethische opvattingen. Het belang van wat men doet en waarom kan beargumenteerd en doordacht worden, terwijl de sociale status onbeargumenteerd is en alleen door verwijzingen naar anderen met een veronderstelde ‘hoge’ sociale status kan worden onderbouwd. Meestal wordt de ongrijpbaarheid van dat laatste toegedekt door een mysterieus ‘kennen’ of ‘begrijpen’ van esthetische begrippen als schoonheid (‘goede’ smaak) of genialiteit. Mysterieus, nogmaals, omdat deze concepten niet zijn gestoeld op argumenten en kennissystemen.
- sociale stratificatie
Toegang tot een dergelijke sociale kring hangt af van de positie die men krijgt toebedeeld in het systeem van productie, distributie en consumptie. Want de statusgerichte kunstopvatting is typisch kapitalistisch. Het private eigendom speelt een grote rol en bepaalt in hoge mate, direct of indirect, of een kunstenaar of kunstbeoefenaar een hoge status kan ontvangen. De kunstmarkt staat hier centraal, waar het private geld en de hoge sociale kring door middel van aankopen en subsidiëring verkiest welke kunstenaars of andere beoefenaars hun hoge status ontvangen en tegelijkertijd vooral: wie niet. De laatste groep is uiteraard in dit systeem altijd veel groter dan de eerste.
Dit systeem van uitverkiezing door middel van geld is eigenlijk vrij expliciet. Het is de reden van het afwijkende gebruik onder kunstenaars en kunstprofessionals om hun cv’s online te publiceren. Een gebruik dat overigens alleen werkt voor de ‘haves’, want de ‘have nots’ tonen daarmee alleen maar hun gebrek aan sociale status. Tegelijkertijd wordt er over de inhoudelijke kant van het kunstenaarschap geheimzinnig gedaan. Daar wordt niet geëxpliciteerd dat een kunstenaar niet om kunstinhoudelijke redenen een hoge status is toegevallen, maar dat diens status gestoeld is op ‘goodwill’ en het aanvoelen/accepteren van de sociale normen van de kring met een hoge sociale status, namelijk de mensen met geld. Dit wordt wel het ‘cultureel kapitaal’ genoemd. Niet voor niets speelt het concept ‘kapitaal’ ook hier weer een centrale rol. Omdat de uitverkiezing niet inhoudelijk gemotiveerd is wordt de genie-opvatting van de kunstenaar nog breed gedeeld in die kringen: iemand is een geniale kunstenaar omdat deze geacht wordt intuïtief (en dus niet beargumenteerd) te ‘weten’ en te ‘begrijpen’ wat ‘mooi’ is en dus ‘goed’ of ‘interessant’. Zulke kunstenaars gaan zich vaker egocentrisch gedragen maar voelen zich ook voortdurend kwetsbaar, waardoor zij wispelturig en idiosyncratisch gedrag laten zien naar anderen en alleen vriendelijk en geïnteresseerd omgaan met personen die zij een hoge sociale status achten te bezitten. Met ‘lagere’ statushouders willen zij zich niet inlaten omdat nergens mag blijken dat er inhoudelijk geen verschil bestaat tussen de hoge en de lage statushouders.
- conclusie
/
a reflection:
Although the experience with Yiu was a difficult one, I am nevertheless happy to find through it once again that R.S.O.L. does indeed work as a work of art and thus does indeed produce experiences that provide insights and produce knowledge about 'the world' and 'being in the world' - and more specifically: about the nature and functioning of contemporary and autonomous artistry in contemporary society.
- two art conceptions
My own perspective on art is that of a practice formed by a group of practitioners past and present who have dedicated themselves to this practice (of autonomous and contemporary art). Practitioners who have internalised the values, knowledge and skills that constitute this practice and who therefore want to be, or are recognised by other practitioners as fellow practitioners worthy of serious consideration. Subsequently, these practitioners extend the knowledge, skills and values that make up the practice through their own elaboration of the practice. (A. MacIntyre, After Virtue, University of Notre Dame Press, Indiana, 2007, p. 187)
These two perspectives, of social and economic status on the one hand and of the learning practice on the other, do not go well together. Social statuses are intangible valuations that may or may not be assigned to an artist, without ever being made intelligible. Social sciences study such behaviour. People who understand artisthood from such a status-oriented social stratum will find it difficult to understand people who understand artisthood as a practice of dedication, because the latter is based on intelligible knowledge components, skills and ethical views. The importance of what one does and why can be argued and reflected upon, while social status is unargued and can only be substantiated by references to others with supposedly 'high' social status. Usually, the elusiveness of the latter is covered up by a mysterious 'knowing' or 'understanding' of aesthetic concepts like beauty ('good' taste) or genius. Mysterious, I repeat, because these concepts are not grounded in arguments and systems of knowledge.
- social stratification
Access to such a social circle depends on one's position in the system of production, distribution and consumption. For the status-oriented conception of art is typically capitalist. Private ownership plays a major role and largely determines, directly or indirectly, whether an artist or art practitioner can receive high status. The art market is central here, where private money and the high social circle choose, through purchases and subsidies, which artists or other practitioners receive their high status and, at the same time, most importantly: who does not. Of course, the latter group is always much larger than the former in this system.
This system of election through posession is actually quite explicit. It is the reason for the anomalous custom among artists and art professionals to publish their CVs online. A custom that, by the way, only works for the 'haves', as the 'have nots' only show their lack of social status by doing so. At the same time, the substantive side of being an artist is kept a mystery. It is not made explicit that an artist's status is not based on artistic substance, but on 'goodwill' and acceptance of the social norms of the circle with a high social status, i.e. the people with money. This is known as 'cultural capital'. Not surprisingly, the concept of 'capital' again plays a central role here. Because the election is not substantively motivated, the genius view of the artist is still widely shared in those circles: someone is a genius artist because they are deemed to 'know' and 'understand' intuitively (and therefore not argued) what is 'beautiful' and therefore 'good' or 'interesting'. Such artists are more likely to behave egocentrically but also constantly feel vulnerable, displaying fickle and idiosyncratic behaviour towards others and interacting only in a friendly and interested manner with persons they deem to have high social status. With 'lower' status holders, they do not want to get involved because it should become apparent nowhere that there is no substantive difference between high and low status holders.
- conclusion
TK 12-06-2023