R.S.O.L.
Room for the Study Of Loneliness : ruimte voor hedendaagse kunst
|
met dank aan Akzo Nobel Art Foundation info die met een bruikleen de tentoonstelling completeerden
Tussen kijken en zien zit een mentale beweging. Want je kunt kijken zonder te zien. Kijken is een al dan niet intentionele handeling. Zien is een ervaring, een gebeurtenis. Het zien heeft een cognitieve dimensie, welke de perceptie – als een zintuigelijke functie – ontbeert. Deze cognitie betekent dat wat er wordt waargenomen ook begrepen wordt. Je ‘verstaat’ wat je ziet. Je ‘leest’ je waarnemingen.
Dit is een minder eenvoudige, mentale handeling dan je wellicht zou denken. Want wat het ‘is’ dat je ziet, heeft geen enkelvoudige betekenis. Betekenis bestaat uit wat we misschien het beste kunnen omschrijven uit een web van relaties. Dit betekent dat de zaken die we waarnemen op meerdere manieren in relatie staan tot wat er verder is, tot wat je als beschouwer weet of denkt te weten, en tot wie of wat je als beschouwer bent - en hoe je structuur aanbrengt in dat web.
De Franse filosoof Paul Ricoeur heeft het over hoe de mens zich een wereld verwerft, door, met en in alles wat hij heeft gelezen en – dit is cruciaal – begrepen heeft. (Paul Ricoeur, Tekst en Betekenis, Ambo, Baarn 1991, pp. 97 en 99) Dit (wereld) in contrast met ‘situatie’. Een situatie bestaat uit de contingentie van tijd, plaats en gebeurtenissen. Zelfs uit de contingentie van het ons gegeven lichaam: de genen die we hebben getroffen en die mede uitmaken wie en wat we zijn. De situatie overkomt ons. We nemen de situatie waarin we verkeren waar en reageren erop, mede volgens onze instincten en affecties – maar ook met gebruik van wat we aan kennis en vaardigheden bezitten. Wanneer we de opeenvolgende situaties die we door- en meemaken in ons leven geen min of meer duurzame betekenis zouden toekennen, zouden ze zonder sporen na te laten voorbij gaan. De ene zou situatie zou de andere eenvoudigweg vervangen in onze waarneming.
Ik vermoed dat het hiermee al helder is geworden dat dit niet de manier is waarop wij als mensen leven. ‘Leven’ is niet eenvoudigweg bestaan: het doorleven van verschillende situaties waarin we terecht komen - maar: hoe wij ons bestaan ervaren en begrijpen. Opnieuw, dit laatste is cruciaal.
Want we lezen (dat is: begrijpen) niet alleen de situaties die we meemaken, maar ook onszelf in die situaties – in het licht van, zoals Ricoeur het zegt, alles wat we tot dan en daar reeds gelezen hebben en op de één of andere manier hebben begrepen. (Ricoeur, aangehaald werk, p. 99) De cognitieve beweging van het begrijpen maakt dat we niet zomaar allerlei opeenvolgende situaties doormaken, maar dat wij temidden van de contingentie van ons bestaan een wereld verwerven en min of meer duurzaam bezitten. Want we geven woorden aan wat we waarnemen en meemaken. En deze woorden (het mysterie van de verstrengeling van de taal en het denken (H.G. Gadamer, Waarheid en Methode, Vantilt, Nijmegen 2014, p. 370) laat ik hier maar even staan zonder het verder uit te werken) zijn afkomstig uit, en staan in relatie tot, wat we eerder hebben gelezen, ofwel: hebben begrepen. In dit lezen (dat is: het verzamelen of bijeen rapen van betekenissen – je kent misschien nog wel de uitdrukking: het lezen van de aren) is het lezen van teksten inbegrepen – maar ook het lezen van andere kunstvormen en van onze herinneringen aan, al dan niet zelf meegemaakte, gebeurtenissen die iets met ons deden, die we hebben doordacht en die we op één of andere manier hebben begrepen. Een wereld: een web van relaties waar we onze actuele situatie en ervaring invoegen. Op deze manier verwerft de mens zich een wereld en leven we als mensen in een gezamenlijke wereld (dat is alles waarover we ons begrip delen) die wat we meemaken, en die wie en wat we zijn, betekenis verleent.
We kijken dus, maar zien ook.
Als we nu eens preciezer kijken naar hoe een kunstwerk werkt, dan zouden we zien dat deze werking uiteen valt richting de werkzaamheid van de kunstenaar en die van de beschouwer. Opnieuw haal ik Ricoeur aan, waar hij schrijft dat de maker slechts de eerste beschouwer is van het kunstwerk (Ricoeur, aangehaald werk, p. 112). Het woord ‘slechts’ is hier een stijlfiguur waarmee ik geen lagere waarde wilde toekennen aan het beschouwen of lezen van de maker, maar waar ik mee aan wil geven dat diens beschouwen en lezen in veel opzichten niet anders is dan dat van opvolgende beschouwers of lezers. Op twee punten verschilt het beschouwen van de maker wél van dat van opvolgende beschouwers. Allereerst is de maker de eerste in de rij van beschouwers. Ten tweede neemt de maker een bijzondere verantwoordelijkheid op zich voor de vorm en structuur van het beschouwde werk. Hierin spelen intenties een rol. Vooral de vraag waarmee de maker begon aan dit werk. Het ‘waarom’ ervan.
De maker beschouwt het werk op ieder opvolgend moment in het ontstaansproces ervan. Op al deze momenten toetst de maker het werk zoals zich dat aan haar/hem/hen voordoet aan de intenties die het werk motiveerden - naast het fundamentele beschouwen/lezen van het werk. De maker grijpt in. Om het werk méér te laten beantwoorden aan de motiverende intenties die aan het werk ten grondslag liggen. Net zolang totdat het werk in voldoende mate beantwoordt aan de intenties die het motiveerden.
Het woord ‘mate’ geeft aan dat er een gradueel verschil bestaat in de maat of het niveau waarin en werk ‘doet’ waarom het werd gedaan. Hier moet ik echter nog aan toevoegen dat er ook nog iets anders kan gebeuren. Namelijk, dat het werk ineens iets doet wat weliswaar nog niet voldoende beantwoordt aan de motiverende intenties van de maker voor dat werk – maar dat de maker alsnog, plotseling, herkent als een interessant antwoord op een fundamentele vraag die aan ieder kunstwerk ten grondslag ligt, namelijk: de mogelijkheid van anders (beter) begrijpen van iets wat ‘er is’ in de wereld en/of van wat het betekent te bestaan in de wereld. Wereld, opnieuw, als hetgeen Ricoeur beschreef als “de betekenis die we allemaal begrijpen als we van een pasgeboren kind zeggen dat het ter wereld is gekomen” en “het geheel van verwijzingen dat geopend wordt door (alles) wat ik gelezen (en) begrepen (..) heb”. (Ricoeur, aangehaald werk, p. 99)
Juist omdat er een dergelijke maat bestaat van beantwoording aan motiverende intenties, is een kunstwerk nooit ‘af’. Het bereiken van een volle maat is eigenlijk uitgesloten. Want dit zou betekenen dat dit ene kunstwerk alles beantwoordt wat er te vragen is over de zaak die het adresseert. En als het gaat om het beantwoorden aan de vraag die alle kunstwerken in principe motiveert - het beter begrijpen van wat er is in de wereld en van wat het betekent om in de wereld te zijn – dan zou dit ene werk alle verdere kunstwerken overbodig hebben gemaakt.
Hoe vaak hebben we niet horen zeggen dat het de kunstenaar zou gaan om vragen te stellen? Dat het in de kunst zou gaan om de zoektocht? Ik vermoed echter dat Pablo Picasso gelijk had waar hij zei: “In my opinion to search means nothing in (art). To find is the thing.” (Picasso Speaks, The Arts, vol. 3, ed. Marius de Zayas, New York, 1923. p. 315) Natuurlijk gaat het niet (alleen) om de vraag (want ook de vraag moet ‘goed’ zijn) – maar vooral om het antwoord dat daarop kan worden gegeven! Maar hierbij moet zijn opgemerkt dat de gevonden antwoorden steeds in een zekere mate beantwoorden aan de gestelde vragen. Zeker waar het gaat om de fundamentele vragen die aan de kunstpraktijk ten grondslag liggen: hoe verwerven we ons een wereld en wat betekent het om in de wereld te zijn? De antwoorden van de kunst zijn niet ultiem en niet volledig. Er is een maat waarin een kunstwerk een vraag beantwoordt.
De kunstenaar werkt daarom door. Hoe kan zij/hij/hen de vragen beter, anders beantwoorden? Welke deelvragen zijn er? En welke andere vragen liggen na aan de betreffende vraag? De wereld is groot. Zelfs een klein ding in de wereld is zeer groot. ("The wiggle of a worm is as important as the assassination of a president", Arne Glimcher, Agnes Martin; Paintings, Writings, Remembrances, Phaidon, London 2012, p. 224) Het bestaan is niet eenvoudig te beantwoorden. Het zijn van zaken is niet eenvoudig in kaart te brengen. Alles staat in een web van relaties die zich misschien wel eindeloos vertakken. De kunstenaar geeft echter niet op, maar werkt door. Er zijn veel antwoorden nodig en te vinden om de fundamentele vragen die alle kunst en wetenschap motiveren te beantwoorden.
Het gaat niet alleen om het zoeken, maar vooral om het vinden. Het gaat niet alleen om het kijken, maar vooral om het zien.
In de presentatie ‘Look & See’ staat dit ‘onaffe’ van ieder kunstwerk centraal. Steeds opnieuw wordt het werk hernomen, want er zijn altijd weer deelvragen die beter/anders beantwoordt moeten worden en aanliggende zaken die erbij moeten worden overwogen of in kaart moeten worden gebracht.
Marijn van Kreij onderzoekt kunstwerken en elementen van kunstwerken - en van het kunstenaarschap en ‘de kunstwereld’ - door bestaande werken keer op keer te hernemen en aspecten ervan verder uit te vergroten. Hij doet dit met een losheid die verraadt hoezeer dit een lopend proces is. Er komt geen definitief antwoord, maar de vraag moet steeds opnieuw gesteld worden omdat er méér meespeelt dan wat er al ‘gezegd’ is. Want ieder kunstwerk gaat behalve over wat erin wordt geadresseerd over de wereld en over het zijn in de wereld.
Bernice Nauta personifieert het kunstwerk als de ander. Ze 'spreekt’ met het werk dat ze doet en leest steeds terug wat het haar zegt. Ze hoort wat het haar vraagt te doen. Ook Nauta's kunstenaarschap personifieert ze: want zo kan ze het bevragen en antwoorden vinden op de vraag wat het kunstenaarschap eigenlijk is en waarom zij een kunstenaar is.
Kijk dus - en vertel wat je hebt gezien.
TK 01.05.25
Dit is een minder eenvoudige, mentale handeling dan je wellicht zou denken. Want wat het ‘is’ dat je ziet, heeft geen enkelvoudige betekenis. Betekenis bestaat uit wat we misschien het beste kunnen omschrijven uit een web van relaties. Dit betekent dat de zaken die we waarnemen op meerdere manieren in relatie staan tot wat er verder is, tot wat je als beschouwer weet of denkt te weten, en tot wie of wat je als beschouwer bent - en hoe je structuur aanbrengt in dat web.
De Franse filosoof Paul Ricoeur heeft het over hoe de mens zich een wereld verwerft, door, met en in alles wat hij heeft gelezen en – dit is cruciaal – begrepen heeft. (Paul Ricoeur, Tekst en Betekenis, Ambo, Baarn 1991, pp. 97 en 99) Dit (wereld) in contrast met ‘situatie’. Een situatie bestaat uit de contingentie van tijd, plaats en gebeurtenissen. Zelfs uit de contingentie van het ons gegeven lichaam: de genen die we hebben getroffen en die mede uitmaken wie en wat we zijn. De situatie overkomt ons. We nemen de situatie waarin we verkeren waar en reageren erop, mede volgens onze instincten en affecties – maar ook met gebruik van wat we aan kennis en vaardigheden bezitten. Wanneer we de opeenvolgende situaties die we door- en meemaken in ons leven geen min of meer duurzame betekenis zouden toekennen, zouden ze zonder sporen na te laten voorbij gaan. De ene zou situatie zou de andere eenvoudigweg vervangen in onze waarneming.
Ik vermoed dat het hiermee al helder is geworden dat dit niet de manier is waarop wij als mensen leven. ‘Leven’ is niet eenvoudigweg bestaan: het doorleven van verschillende situaties waarin we terecht komen - maar: hoe wij ons bestaan ervaren en begrijpen. Opnieuw, dit laatste is cruciaal.
Want we lezen (dat is: begrijpen) niet alleen de situaties die we meemaken, maar ook onszelf in die situaties – in het licht van, zoals Ricoeur het zegt, alles wat we tot dan en daar reeds gelezen hebben en op de één of andere manier hebben begrepen. (Ricoeur, aangehaald werk, p. 99) De cognitieve beweging van het begrijpen maakt dat we niet zomaar allerlei opeenvolgende situaties doormaken, maar dat wij temidden van de contingentie van ons bestaan een wereld verwerven en min of meer duurzaam bezitten. Want we geven woorden aan wat we waarnemen en meemaken. En deze woorden (het mysterie van de verstrengeling van de taal en het denken (H.G. Gadamer, Waarheid en Methode, Vantilt, Nijmegen 2014, p. 370) laat ik hier maar even staan zonder het verder uit te werken) zijn afkomstig uit, en staan in relatie tot, wat we eerder hebben gelezen, ofwel: hebben begrepen. In dit lezen (dat is: het verzamelen of bijeen rapen van betekenissen – je kent misschien nog wel de uitdrukking: het lezen van de aren) is het lezen van teksten inbegrepen – maar ook het lezen van andere kunstvormen en van onze herinneringen aan, al dan niet zelf meegemaakte, gebeurtenissen die iets met ons deden, die we hebben doordacht en die we op één of andere manier hebben begrepen. Een wereld: een web van relaties waar we onze actuele situatie en ervaring invoegen. Op deze manier verwerft de mens zich een wereld en leven we als mensen in een gezamenlijke wereld (dat is alles waarover we ons begrip delen) die wat we meemaken, en die wie en wat we zijn, betekenis verleent.
We kijken dus, maar zien ook.
Als we nu eens preciezer kijken naar hoe een kunstwerk werkt, dan zouden we zien dat deze werking uiteen valt richting de werkzaamheid van de kunstenaar en die van de beschouwer. Opnieuw haal ik Ricoeur aan, waar hij schrijft dat de maker slechts de eerste beschouwer is van het kunstwerk (Ricoeur, aangehaald werk, p. 112). Het woord ‘slechts’ is hier een stijlfiguur waarmee ik geen lagere waarde wilde toekennen aan het beschouwen of lezen van de maker, maar waar ik mee aan wil geven dat diens beschouwen en lezen in veel opzichten niet anders is dan dat van opvolgende beschouwers of lezers. Op twee punten verschilt het beschouwen van de maker wél van dat van opvolgende beschouwers. Allereerst is de maker de eerste in de rij van beschouwers. Ten tweede neemt de maker een bijzondere verantwoordelijkheid op zich voor de vorm en structuur van het beschouwde werk. Hierin spelen intenties een rol. Vooral de vraag waarmee de maker begon aan dit werk. Het ‘waarom’ ervan.
De maker beschouwt het werk op ieder opvolgend moment in het ontstaansproces ervan. Op al deze momenten toetst de maker het werk zoals zich dat aan haar/hem/hen voordoet aan de intenties die het werk motiveerden - naast het fundamentele beschouwen/lezen van het werk. De maker grijpt in. Om het werk méér te laten beantwoorden aan de motiverende intenties die aan het werk ten grondslag liggen. Net zolang totdat het werk in voldoende mate beantwoordt aan de intenties die het motiveerden.
Het woord ‘mate’ geeft aan dat er een gradueel verschil bestaat in de maat of het niveau waarin en werk ‘doet’ waarom het werd gedaan. Hier moet ik echter nog aan toevoegen dat er ook nog iets anders kan gebeuren. Namelijk, dat het werk ineens iets doet wat weliswaar nog niet voldoende beantwoordt aan de motiverende intenties van de maker voor dat werk – maar dat de maker alsnog, plotseling, herkent als een interessant antwoord op een fundamentele vraag die aan ieder kunstwerk ten grondslag ligt, namelijk: de mogelijkheid van anders (beter) begrijpen van iets wat ‘er is’ in de wereld en/of van wat het betekent te bestaan in de wereld. Wereld, opnieuw, als hetgeen Ricoeur beschreef als “de betekenis die we allemaal begrijpen als we van een pasgeboren kind zeggen dat het ter wereld is gekomen” en “het geheel van verwijzingen dat geopend wordt door (alles) wat ik gelezen (en) begrepen (..) heb”. (Ricoeur, aangehaald werk, p. 99)
Juist omdat er een dergelijke maat bestaat van beantwoording aan motiverende intenties, is een kunstwerk nooit ‘af’. Het bereiken van een volle maat is eigenlijk uitgesloten. Want dit zou betekenen dat dit ene kunstwerk alles beantwoordt wat er te vragen is over de zaak die het adresseert. En als het gaat om het beantwoorden aan de vraag die alle kunstwerken in principe motiveert - het beter begrijpen van wat er is in de wereld en van wat het betekent om in de wereld te zijn – dan zou dit ene werk alle verdere kunstwerken overbodig hebben gemaakt.
Hoe vaak hebben we niet horen zeggen dat het de kunstenaar zou gaan om vragen te stellen? Dat het in de kunst zou gaan om de zoektocht? Ik vermoed echter dat Pablo Picasso gelijk had waar hij zei: “In my opinion to search means nothing in (art). To find is the thing.” (Picasso Speaks, The Arts, vol. 3, ed. Marius de Zayas, New York, 1923. p. 315) Natuurlijk gaat het niet (alleen) om de vraag (want ook de vraag moet ‘goed’ zijn) – maar vooral om het antwoord dat daarop kan worden gegeven! Maar hierbij moet zijn opgemerkt dat de gevonden antwoorden steeds in een zekere mate beantwoorden aan de gestelde vragen. Zeker waar het gaat om de fundamentele vragen die aan de kunstpraktijk ten grondslag liggen: hoe verwerven we ons een wereld en wat betekent het om in de wereld te zijn? De antwoorden van de kunst zijn niet ultiem en niet volledig. Er is een maat waarin een kunstwerk een vraag beantwoordt.
De kunstenaar werkt daarom door. Hoe kan zij/hij/hen de vragen beter, anders beantwoorden? Welke deelvragen zijn er? En welke andere vragen liggen na aan de betreffende vraag? De wereld is groot. Zelfs een klein ding in de wereld is zeer groot. ("The wiggle of a worm is as important as the assassination of a president", Arne Glimcher, Agnes Martin; Paintings, Writings, Remembrances, Phaidon, London 2012, p. 224) Het bestaan is niet eenvoudig te beantwoorden. Het zijn van zaken is niet eenvoudig in kaart te brengen. Alles staat in een web van relaties die zich misschien wel eindeloos vertakken. De kunstenaar geeft echter niet op, maar werkt door. Er zijn veel antwoorden nodig en te vinden om de fundamentele vragen die alle kunst en wetenschap motiveren te beantwoorden.
Het gaat niet alleen om het zoeken, maar vooral om het vinden. Het gaat niet alleen om het kijken, maar vooral om het zien.
In de presentatie ‘Look & See’ staat dit ‘onaffe’ van ieder kunstwerk centraal. Steeds opnieuw wordt het werk hernomen, want er zijn altijd weer deelvragen die beter/anders beantwoordt moeten worden en aanliggende zaken die erbij moeten worden overwogen of in kaart moeten worden gebracht.
Marijn van Kreij onderzoekt kunstwerken en elementen van kunstwerken - en van het kunstenaarschap en ‘de kunstwereld’ - door bestaande werken keer op keer te hernemen en aspecten ervan verder uit te vergroten. Hij doet dit met een losheid die verraadt hoezeer dit een lopend proces is. Er komt geen definitief antwoord, maar de vraag moet steeds opnieuw gesteld worden omdat er méér meespeelt dan wat er al ‘gezegd’ is. Want ieder kunstwerk gaat behalve over wat erin wordt geadresseerd over de wereld en over het zijn in de wereld.
Bernice Nauta personifieert het kunstwerk als de ander. Ze 'spreekt’ met het werk dat ze doet en leest steeds terug wat het haar zegt. Ze hoort wat het haar vraagt te doen. Ook Nauta's kunstenaarschap personifieert ze: want zo kan ze het bevragen en antwoorden vinden op de vraag wat het kunstenaarschap eigenlijk is en waarom zij een kunstenaar is.
Kijk dus - en vertel wat je hebt gezien.
TK 01.05.25
Verkrijgbaar in de R.S.O.L. bookshop, gedurende 'Look & See':
|
- Het maken van een presentatie kost veel geld: uren, marketing, materialen, reiskosten, bemensing. Naast de vaste lasten voor de ruimte. Uw steun is daarom hard nodig. Steun deze presentatie nu. Het is mogelijk uw donatie te oormerken door bij uw donatie te vermelden welke R.S.O.L. presentatie U wil ondersteunen. Uw donatie wordt in dat geval helemaal aangewend voor die specifieke presentatie en komt dus ook ten goede van de daarbij betrokken kunstenaars.
R.S.O.L. wordt niet gesteund door overheden of fondsen, maar wordt helemaal gefinancierd uit eigen middelen, inkomsten en donaties.
Werk uit lopende en voorgaande presentaties is beschikbaar voor aankoop.
Lopende en aankomende presentaties vindt U op deze pagina. Bekijk werk uit voorgaande presentaties hier
Vragen en prijzen: contact
Voor prijzen boven € 500 is een betalingsregeling mogelijk. Hiervoor worden geen extra kosten in rekening gebracht.
Lopende en aankomende presentaties vindt U op deze pagina. Bekijk werk uit voorgaande presentaties hier
Vragen en prijzen: contact
Voor prijzen boven € 500 is een betalingsregeling mogelijk. Hiervoor worden geen extra kosten in rekening gebracht.