geheime R.S.O.L. werkpagina met Vincent Verhoef en Just Quist
syntactic doubling - semantic layering
“There ain’t no thing that I would have me have done differently”
Doubling is het linguïstische fenomeen van iets dubbel zeggen in een zinsstructuur. In de kunsttheorie is doubling de verdubbeling van ‘de werkelijkheid’ in het kunstwerk (Charles Altieri, Can Literary Studies be Restored to What they Once were in the University? JCLA Vol. 45, No. 2 (Suppl.) 2022, Vishvanatha Kaviraja Institute, Cuttack IN, p. 4). Waar de linguïstische verdubbeling een wellicht nog niet helder beschreven semantische rol speelt, is de verdubbeling van Altieri in de kunsttheorie helder en geaccepteerd. Deze theorie onderstreept dat een kunstwerk geen imitatie is van de werkelijkheid, maar er iets aan toevoegt dat er eerder nog niet was. Altieri spreekt van een verdubbelde wereld. Wat is het, dat die verdubbelde realiteit van een kunstwerk toevoegt? Dat is: een andere blik op de werkelijkheid, een plek waarvan de ervaring een manier van zien – inzien – biedt, een nieuwe manier van begrijpen en benaderen.
Dit doet het kunstwerk door, met en in zijn specifieke vorm. Je kunt ook zeggen: de structuur van het kunstwerk. Ieder kunstwerk kent een specifieke opbouw, zoals ook een zin die kent en zoals ook een tekst (welke beide overigens óók een kunstwerk kunnen zijn) een vorm en structuur heeft. De syntaxis van die structuur speelt een rol in hoe deze betekenis genereerd. Het maakt uit waar, welk woord is geplaatst in een zin en niet alleen om de grammaticale regels. Met de plaats van het woord in de zinsstructuur verschuift de betekenis van zowel het woord zelf, als van de zin waarin het staat, subtiel. Dat kan ook gaan om zoiets moeilijks te definiëren als “nadruk”. In dialecten gaat men soms anders om met de reguliere syntaxis van taalgebruik – dus de opbouw van een zin die in de reguliere taal geldt als ‘goed’ of ‘correct’. In een dialect kan het gebeuren dat er een onregelmatige verdubbeling wordt toegepast van een voornaamwoord, een werkwoord of een ontkenning. Er wordt gestudeerd op hoe en of zo’n verdubbeling verschuivingen in de betekenis van het gezegde kan aanbrengen. In ieder geval is het voor de sprekers van een dialect zo, dat de verdubbeling die in dat dialect gangbaar is, juist ‘goed’ en ‘correct’ voelt in plaats van als fout. En dit gevoel deelt de dialectspreker met zijn taalgenoten, wat een ervaring van ‘wij’, ‘onder ons’ of ‘thuis’ kan geven – maar ook zoiets als waarachtigheid. Dialectsprekers kunnen het zo beleven dat het reguliere, ‘correcte’ taalgebruik voor hen ontoereikend is om accuraat te zijn in het uitdrukken van wat zij willen zeggen.
Wanneer we een dergelijk fenomeen van verdubbeling zouden zoeken in een beeldend kunstwerk, dan zou het gaan om een verdubbeling van een element in de opbouw van de structuur ervan. Een element dat er twee keer ‘staat’. In zo’n geval zou je ook kunnen spreken over de herhaling van een motief. Wanneer we denken aan patronen, dan begrijpen we dat deze ontstaan door een veelvuldige herhaling van motieven. Maar wanneer een motief maar één keer herhaald wordt, dan is de term verdubbeling passender dan spreken van een patroon. Het motief krijgt een ‘nadruk’ door de herhaling ervan. Is de herhaling multipel en regelmatig, dan vormt deze herhaling een patroon.
Hoe dan ook, een verdubbeling voegt dus iets toe aan de structuur van zowel een zin als van een kunstwerk. Er komt hierdoor een laag bij in de betekenis, in het begrip van wat er in de zin of het werk gezegd wordt over de wereld - of over het zijn in de wereld.
In de kunst wordt wel gesproken van ‘gelaagdheid’. Vaak refereert men met het gebruik van deze term aan lagen die in het medium zijn aangebracht (en die soms ook weer deels weggehaald zijn) in het ontstaansproces van een kunstwerk. Deze lagen van ontstaan, in navolging van Ricoeur kunnen we ook spreken van opeenvolgende inscripties, dekken – in verschillende mate – voorgaande lagen af. Ervan uitgaande dat een kunstenaar niets doet of deed zonder reden, en ik vind die aanname terecht – ook al werden de redenen van zijn handelingen niet door de kunstenaar geëxpliciteerd, heeft iedere laag betekenis. Betekenis die niet gemakkelijk als correct of incorrect kan worden verstaan. Want ook al werd een laag aangepast of overdekt om een al dan niet geëxpliciteerde reden, wil dat niet zeggen dat deze verkeerd of fout was volgens geldende normen van correctheid. Wat vooral aan de hand is geweest, is dat de kunstenaar het ‘anders’ heeft willen doen dan hoe het werk op dat moment al was. Hierin werd de kunstenaar ten dele gedicteerd door wat het kunstwerk tot dan en daar al was, in welke staat het – als het ware - ‘vraagt’ om een andere benadering binnen de kaders die gelden binnen datzelfde werk en de context waarin het staat.
Wanneer het niet gaat om ‘juistheid’ in de zin van ‘correctheid’, dan gaat het om iets wat moeilijker te expliciteren is. Want er was een reden om een laag toe te voegen, en die reden bestond er in ieder geval ten dele in, dat wat het werk tot daar en dan al was ‘anders’ moest worden. Anders omdat wat het werk al was (mogelijk) nog niet was wat het moest zijn of kon worden. Wanneer een kunstwerk gericht is op het vergeven van een nieuw, ander zicht op de werkelijkheid – ik spreek in dat opzicht altijd van de wereld en het zijn in de wereld, wat overigens net zo goed nog verdere toelichting behoeft als de term ‘werkelijkheid’- dan is de motivatie van de kunstenaar erop gericht datzelfde te bereiken door met en in dat werk. De mogelijkheid van die ‘andere’ blik, was nog niet bereikt in zijn mogelijke potentieel. Daarom voegde de kunstenaar een laag toe.
Eén van de lagen die een kunstenaar kan toevoegen aan de structuur van een werk is een verdubbeling van een motief. Een vorm komt twee of meer keren voor in een werk, al dan niet in een subtiel andere formulering – bijvoorbeeld een variatie in grootte, lijnvoering of kleur. Het kan prettig zijn een concreet voorbeeld te noemen waarin men zoiets kan zien gebeuren, en ik denk daarvoor nu aan een deel van een drieluik van etsen door René Daniëls uit 1987 (https://www.galeriesmarius.nl/galerie/rene_daniels/z-t-11/ 21-11-2024). Het motief van ‘het strikje’ wordt erin meerdere malen verdubbeld.
Wanneer die ‘andere’ manieren van zien, van begrijpen, semantisch subtiel verschuiven door het aanbrengen van lagen, zoals gesuggereerd hierboven, dan is het helder dat het bij het ontstaansproces van een kunstwerk gaat om een meest fijngevoelig spel. Het moment dat een kunstenaar stopt met het aanbrengen van nieuwe lagen wordt gemarkeerd door de ervaring van een verworvenheid van ‘anders begrijpen’, ofwel anders ‘zien’, door, met en in dat werk, die – althans voorlopig – bevredigend was. De formulering van de structuur van het werk geeft een bevredigende mogelijkheid van ervaren die leidt tot een ander, dieper of beter begrijpen van dat wat in het werk wordt bevraagd.
In populaire termen zou men over dit moment van stoppen zeggen: het werk was ‘af’. Een kunstenaar zou dit nooit zo zeggen, want ieder werk kan op ieder moment hernomen worden – en bovendien klinkt dit ‘af’ zijn alsof het werk ‘t had verloren in het spel. Daar zou een kunstenaar zich niet tevreden mee horen te stellen. Hier moet ik echter volstaan met te zeggen dat het blijkbaar gaat om een dusdanige verschuiving van de semantiek in de lagen van een kunstwerk, dat de kunstenaar de ervaring heeft bereikt van een nieuwe manier van zien. Zij, hij, hen is iets te weten gekomen, heeft iets ontdekt wat voldoende ‘anders’ of ‘nieuw’ is om bevredigend te zijn voor dit doel. Dat wil zeggen: de kunstenaar heeft gezien dat zijn werk de mogelijkheid biedt dit te bewerken in de staat die het op dat moment heeft bereikt, door de eigen ervaring van de kunstenaar als de eerste lezer en beschouwer van dat werk. Het is vervolgens net zo goed aan de opvolgende lezers-beschouwers om deze inzichten te expliciteren, te analyseren en te valideren, als aan de kunstenaar zelf.
In deze presentatie proberen we zicht te krijgen op hoe verdubbelingen in de structuur ‘werken’ en hoe deze ‘zin’ kunnen hebben. Wat voegen ze toe en hoe laten ze betekenissen verschuiven? Dit doe ik door de presentatie zélf als een werk, als een ‘autonome’ formulering te benaderen en daarin, bestaand werk van Vincent Verhoef en Just Quist elementen in elkaar te laten verdubbelen. Werken waarbinnen verdubbeling soms al een rol speelt. Werken ook, die juist niet de typische, gevoelige en meer letterlijke gelaagdheid lijken te bezitten van een materiaalgebruik waarin lagen elkaar, deels transparant afdekken, maar waarvan de gelaagdheid eerder conceptueel van aard is. De presentatie verdubbelt de werkelijkheid dus op een dubbele manier: het is een werk dat de werkelijkheid verdubbelt, waarin bestaande werken elementen in elkaar verdubbelen – en deze verdubbeling brengt een nieuwe gelaagdheid teweeg, waarbinnen de bestaande lagen van de kunstwerken subtiel in betekenis verschuiven. Tot aan de uiteindelijke vraag van hoe deze verschuivingen ons zicht op de betrokken kunstwerken verandert, vernieuwt en verbetert – en tegelijk op de werkelijkheden die wij zelf zijn en waarin wij zijn.
TK 7-12-2024
Dit doet het kunstwerk door, met en in zijn specifieke vorm. Je kunt ook zeggen: de structuur van het kunstwerk. Ieder kunstwerk kent een specifieke opbouw, zoals ook een zin die kent en zoals ook een tekst (welke beide overigens óók een kunstwerk kunnen zijn) een vorm en structuur heeft. De syntaxis van die structuur speelt een rol in hoe deze betekenis genereerd. Het maakt uit waar, welk woord is geplaatst in een zin en niet alleen om de grammaticale regels. Met de plaats van het woord in de zinsstructuur verschuift de betekenis van zowel het woord zelf, als van de zin waarin het staat, subtiel. Dat kan ook gaan om zoiets moeilijks te definiëren als “nadruk”. In dialecten gaat men soms anders om met de reguliere syntaxis van taalgebruik – dus de opbouw van een zin die in de reguliere taal geldt als ‘goed’ of ‘correct’. In een dialect kan het gebeuren dat er een onregelmatige verdubbeling wordt toegepast van een voornaamwoord, een werkwoord of een ontkenning. Er wordt gestudeerd op hoe en of zo’n verdubbeling verschuivingen in de betekenis van het gezegde kan aanbrengen. In ieder geval is het voor de sprekers van een dialect zo, dat de verdubbeling die in dat dialect gangbaar is, juist ‘goed’ en ‘correct’ voelt in plaats van als fout. En dit gevoel deelt de dialectspreker met zijn taalgenoten, wat een ervaring van ‘wij’, ‘onder ons’ of ‘thuis’ kan geven – maar ook zoiets als waarachtigheid. Dialectsprekers kunnen het zo beleven dat het reguliere, ‘correcte’ taalgebruik voor hen ontoereikend is om accuraat te zijn in het uitdrukken van wat zij willen zeggen.
Wanneer we een dergelijk fenomeen van verdubbeling zouden zoeken in een beeldend kunstwerk, dan zou het gaan om een verdubbeling van een element in de opbouw van de structuur ervan. Een element dat er twee keer ‘staat’. In zo’n geval zou je ook kunnen spreken over de herhaling van een motief. Wanneer we denken aan patronen, dan begrijpen we dat deze ontstaan door een veelvuldige herhaling van motieven. Maar wanneer een motief maar één keer herhaald wordt, dan is de term verdubbeling passender dan spreken van een patroon. Het motief krijgt een ‘nadruk’ door de herhaling ervan. Is de herhaling multipel en regelmatig, dan vormt deze herhaling een patroon.
Hoe dan ook, een verdubbeling voegt dus iets toe aan de structuur van zowel een zin als van een kunstwerk. Er komt hierdoor een laag bij in de betekenis, in het begrip van wat er in de zin of het werk gezegd wordt over de wereld - of over het zijn in de wereld.
In de kunst wordt wel gesproken van ‘gelaagdheid’. Vaak refereert men met het gebruik van deze term aan lagen die in het medium zijn aangebracht (en die soms ook weer deels weggehaald zijn) in het ontstaansproces van een kunstwerk. Deze lagen van ontstaan, in navolging van Ricoeur kunnen we ook spreken van opeenvolgende inscripties, dekken – in verschillende mate – voorgaande lagen af. Ervan uitgaande dat een kunstenaar niets doet of deed zonder reden, en ik vind die aanname terecht – ook al werden de redenen van zijn handelingen niet door de kunstenaar geëxpliciteerd, heeft iedere laag betekenis. Betekenis die niet gemakkelijk als correct of incorrect kan worden verstaan. Want ook al werd een laag aangepast of overdekt om een al dan niet geëxpliciteerde reden, wil dat niet zeggen dat deze verkeerd of fout was volgens geldende normen van correctheid. Wat vooral aan de hand is geweest, is dat de kunstenaar het ‘anders’ heeft willen doen dan hoe het werk op dat moment al was. Hierin werd de kunstenaar ten dele gedicteerd door wat het kunstwerk tot dan en daar al was, in welke staat het – als het ware - ‘vraagt’ om een andere benadering binnen de kaders die gelden binnen datzelfde werk en de context waarin het staat.
Wanneer het niet gaat om ‘juistheid’ in de zin van ‘correctheid’, dan gaat het om iets wat moeilijker te expliciteren is. Want er was een reden om een laag toe te voegen, en die reden bestond er in ieder geval ten dele in, dat wat het werk tot daar en dan al was ‘anders’ moest worden. Anders omdat wat het werk al was (mogelijk) nog niet was wat het moest zijn of kon worden. Wanneer een kunstwerk gericht is op het vergeven van een nieuw, ander zicht op de werkelijkheid – ik spreek in dat opzicht altijd van de wereld en het zijn in de wereld, wat overigens net zo goed nog verdere toelichting behoeft als de term ‘werkelijkheid’- dan is de motivatie van de kunstenaar erop gericht datzelfde te bereiken door met en in dat werk. De mogelijkheid van die ‘andere’ blik, was nog niet bereikt in zijn mogelijke potentieel. Daarom voegde de kunstenaar een laag toe.
Eén van de lagen die een kunstenaar kan toevoegen aan de structuur van een werk is een verdubbeling van een motief. Een vorm komt twee of meer keren voor in een werk, al dan niet in een subtiel andere formulering – bijvoorbeeld een variatie in grootte, lijnvoering of kleur. Het kan prettig zijn een concreet voorbeeld te noemen waarin men zoiets kan zien gebeuren, en ik denk daarvoor nu aan een deel van een drieluik van etsen door René Daniëls uit 1987 (https://www.galeriesmarius.nl/galerie/rene_daniels/z-t-11/ 21-11-2024). Het motief van ‘het strikje’ wordt erin meerdere malen verdubbeld.
Wanneer die ‘andere’ manieren van zien, van begrijpen, semantisch subtiel verschuiven door het aanbrengen van lagen, zoals gesuggereerd hierboven, dan is het helder dat het bij het ontstaansproces van een kunstwerk gaat om een meest fijngevoelig spel. Het moment dat een kunstenaar stopt met het aanbrengen van nieuwe lagen wordt gemarkeerd door de ervaring van een verworvenheid van ‘anders begrijpen’, ofwel anders ‘zien’, door, met en in dat werk, die – althans voorlopig – bevredigend was. De formulering van de structuur van het werk geeft een bevredigende mogelijkheid van ervaren die leidt tot een ander, dieper of beter begrijpen van dat wat in het werk wordt bevraagd.
In populaire termen zou men over dit moment van stoppen zeggen: het werk was ‘af’. Een kunstenaar zou dit nooit zo zeggen, want ieder werk kan op ieder moment hernomen worden – en bovendien klinkt dit ‘af’ zijn alsof het werk ‘t had verloren in het spel. Daar zou een kunstenaar zich niet tevreden mee horen te stellen. Hier moet ik echter volstaan met te zeggen dat het blijkbaar gaat om een dusdanige verschuiving van de semantiek in de lagen van een kunstwerk, dat de kunstenaar de ervaring heeft bereikt van een nieuwe manier van zien. Zij, hij, hen is iets te weten gekomen, heeft iets ontdekt wat voldoende ‘anders’ of ‘nieuw’ is om bevredigend te zijn voor dit doel. Dat wil zeggen: de kunstenaar heeft gezien dat zijn werk de mogelijkheid biedt dit te bewerken in de staat die het op dat moment heeft bereikt, door de eigen ervaring van de kunstenaar als de eerste lezer en beschouwer van dat werk. Het is vervolgens net zo goed aan de opvolgende lezers-beschouwers om deze inzichten te expliciteren, te analyseren en te valideren, als aan de kunstenaar zelf.
In deze presentatie proberen we zicht te krijgen op hoe verdubbelingen in de structuur ‘werken’ en hoe deze ‘zin’ kunnen hebben. Wat voegen ze toe en hoe laten ze betekenissen verschuiven? Dit doe ik door de presentatie zélf als een werk, als een ‘autonome’ formulering te benaderen en daarin, bestaand werk van Vincent Verhoef en Just Quist elementen in elkaar te laten verdubbelen. Werken waarbinnen verdubbeling soms al een rol speelt. Werken ook, die juist niet de typische, gevoelige en meer letterlijke gelaagdheid lijken te bezitten van een materiaalgebruik waarin lagen elkaar, deels transparant afdekken, maar waarvan de gelaagdheid eerder conceptueel van aard is. De presentatie verdubbelt de werkelijkheid dus op een dubbele manier: het is een werk dat de werkelijkheid verdubbelt, waarin bestaande werken elementen in elkaar verdubbelen – en deze verdubbeling brengt een nieuwe gelaagdheid teweeg, waarbinnen de bestaande lagen van de kunstwerken subtiel in betekenis verschuiven. Tot aan de uiteindelijke vraag van hoe deze verschuivingen ons zicht op de betrokken kunstwerken verandert, vernieuwt en verbetert – en tegelijk op de werkelijkheden die wij zelf zijn en waarin wij zijn.
TK 7-12-2024